Skip to main content

Het verhaal van Shantie: 'Ik wilde dit ook voor mijn familie'

De bibliotheek bouwt samen met Rotterdammers de collectie. Voor Verhalen van de stad delen tien Rotterdammers die een link hebben met de koloniale geschiedenis of het slavernijverleden hun verhalen met ons. Ze vertellen over de boeken en films die hen hebben geïnspireerd bij de zoektocht naar hun (familie)geschiedenis. Op deze pagina lees je het verhaal van Shantie Singh.

Shantie Singh heeft Surinaams-Hindostaanse roots. Ze werd geboren in Almelo waar ze als kind buiten speelde in de Hollandse klei, maar ook opgroeide met Bollywoodfilms en Sarnami, de taal van haar ouders.

Wanneer ben jij in jouw familiegeschiedenis gedoken?

Toen ik jonger was heb ik twee boeken gelezen die belangrijk zijn geweest voor de zoektocht naar mijn familiegeschiedenis. Honderd jaar eenzaamheid van Gabríel García Marquez en Het huis met de geesten van Isabel Allende. Deze romans vertellen de ontwikkeling van meerdere generaties van één familie. Waar elke generatie mee worstelde en wat ze aan de volgende, soms ongemerkt, meegeven. 

Wat herkende je daarin?

Hun manier van schrijven. In de literatuur noem je dat magisch realisme. Waar in het beschrijven van de realiteit ook ruimte is voor verbeelding en mystiek. Zo vertelden mijn familieleden ook verhalen door, levendig, kleurrijk, mysterieus en wonderlijk. Kijk, het zijn Zuid-Amerikaanse schrijvers. Dus zij schrijven over families in die delen van de wereld. Maar ik wilde dit ook voor mijn familie. Ik herkende die verhalen over de uitdagingen van generaties om vooruit te komen en hoe dat een familie vormt.

Want waar kom jij vandaan?

Ik ben geboren in Almelo. Ik ging naar school en speelde buiten, maar thuis hadden we Bollywoodfilms en het Sarnami, de taal van mijn ouders. En als we naar bruiloften gingen in de grote stad of op vakantie naar Suriname ook nog enorme families. Dus ik had al heel jong zoiets van hoe zit dat bij ons. Maar ik was te klein om er iets mee te doen.

Hoe zit dat dan bij jullie?

Suriname heeft na de afschaffing van de slavernij in 1863 een periode gehad van contractarbeiders. Plantage-eigenaren hadden dringend werkkrachten nodig. Nederland heeft toen een verdrag afgesloten met Brits India om daar mensen te werven voor plantages in Suriname. In 1873 vertrok het eerste schip vanuit Calcutta. Mijn overgroot-opa is met een van de laatste schepen in 1912 vanuit India in Suriname terecht gekomen. Hij heeft daar mijn overgroot-oma ontmoet en zoals zoveel anderen een bestaan opgebouwd. In de jaren 70, toen Suriname in 1975 onafhankelijk werd van Nederland en het politiek onrustig was, zijn mijn ouders naar Almelo verhuisd. Dus ik weet hoe ze hier zijn gekomen, maar hoe zag dat leven eruit? Wat hebben ze meegemaakt?

Wat hebben ze meegemaakt?

Voor iedere generatie was dat anders. Er zijn niet veel boeken waarin de historie van Hindostanen is vastgelegd, maar gelukkig zijn er pioniers zoals Gharietje Choenni en haar broer Chan Choenni. Zij hebben een belangrijk non-fictie boek geschreven. Hierin las ik verhalen over de positie en behandeling van de eerste contractarbeiders en die waren heftig. Veel mensen waren niet geletterd en ondertekenden hun contract met een duimafdruk. Vrouwen werkten net zo hard mee en moesten daarnaast de kinderen opvoeden en op andere vlakken op hun hoede zijn. Het was ontzettend zwaar. De meeste mensen kozen er uiteindelijk voor om in Suriname te blijven, omdat teruggaan naar India niet zo makkelijk was als werd voorgespiegeld. 

De generatie van mijn ouders heeft in Nederland vooral te maken gehad met onbekendheid en racisme, wat nu bespreekbaar is, maar toen niet. Maar ook hele basale dingen, zoals wennen aan de kou. Het verlangen naar eten van thuis en de kruiden. En het gemis van familie. Toen mijn moeder zwanger was van mij, woonde zij helemaal aan de andere kant van de wereld. Ver weg van haar grote familie in een vreemd land. In zo’n emotionele periode wil je familie gewoon dichtbij je hebben.

Wat heeft dat met hen gedaan?

Dat je meekrijgt dat je eigen identiteit ondergeschikt is en je jezelf hierdoor kleiner maakt. Op school leerden ze in Suriname over de geschiedenis van Nederland, de Nederlandse taal en literatuur, maar daardoor waren hun eigen verhalen op de tweede plek gekomen en deden er niet toe. Hierdoor raakten hele generaties onzichtbaar. 

Hoe ben je achter je eigen familieverhaal gekomen?

Door te praten met mijn ouders en familie. Een broer van mijn opa, die nog in Suriname woont, vindt dat ik iets heb van een van zijn grootmoeders. Iemand die ook familieverhalen verzamelde en doorvertelde. Als hij over haar sprak, kreeg ze in mijn verbeelding bijna een mythische status. Wat ik fascinerend vond, is dat mijn familie het niet erg vond om te vertellen, maar het heel gek vond dat ik nieuwsgierig was naar hun verhalen. Dan zeiden ze, maar waarom wil je dat allemaal weten? Omdat het ertoe doet. Oudere generaties moeten zich niet vergissen in hoe belangrijk het is dat je de verhalen doorvertelt. Verhalen zijn een stuk van je identiteit. Maar ik denk dat dat migrant-eigen is, die mensen zijn gericht op vooruit kijken. En niet achterom. Het is ook een kwestie van overleven. 

Wat heb je met al die verhalen gedaan?

Isabel Allende zegt: ‘What is truer than the truth? – the Story’ Er zit veel kracht in familieverhalen. Met elke generatie reizen ze mee. Ik heb ze in hun waarde gelaten en een plek gegeven in mijn eerste roman, Vervoering. Waarin feiten uit de geschiedenis, mijn persoonlijke familieverhalen en mijn eigen verbeelding samen komen. Het vertelt het Hindostaanse verhaal van de reis van vier generaties over drie continenten in een periode van 100 jaar. En wat voor unieke identiteit je dan ontwikkelt. Een roman die ik eigenlijk zelf had willen lezen op de middelbare school, maar die er nog niet was. Ik las in die periode veel van Marion Bloem. Een Indische schrijfster, die boeken schrijft over Indische families met sporen van het koloniale verleden in Nederlands-Indië. En Amitav Ghosh. Hij vertelt in de Ibis-trilogie over onder andere Indiase contractarbeiders die naar het eiland Mauritius vertrokken. Verhalen over migraties zijn universeel. Ze inspireren. Mensen gaan gewoon, of worden door de situatie gedwongen, en weten niet wat er gaat gebeuren. De geschiedenis van de underdog die tegen alle verwachtingen in erin slaagt iets van het leven te maken. Mijn ouders hebben mij alle kansen gegeven om te zijn wie ik ben. Mijn dromen volgen is de grootste ode aan hen. Ik heb kunnen studeren. En ik strijd tegen het onzichtbare leed van vrouwen in Rotterdam.

Wat zijn jouw dromen?

Ik ben gaan schrijven. Dat was een heel proces, dat ik ontdekte dat ik ook onderdeel kan zijn van de Nederlandse literatuur. Ik vind het bijzonder dat je als auteur je kan inleven in personages, op een manier waarop je het haast zelf kan voelen en beleven. Ook als deze personages heel ver van je afstaan. Het schrijven van een roman geïnspireerd door mijn familiegeschiedenis heeft me veel gebracht. 

Shantie tipt ook:

  • CD van Raj Mohan: Kantraki

  • Raj Mohan 'Jahaaji' (Girmitiya song) 

  • Parvasi ke Kahani/Calcutta ke Depot se-Angel ArunA (met Nederlandse ondertiteling)

  • De Hindostaanse migratiegeschiedenis is ook een bijzondere geschiedenis van emancipatie en feminisme. Het was niet altijd makkelijk voor vrouwen in deze geschiedenis, maar wat hebben zij gestreden en wat waren ze inspirerend. Neem bijvoorbeeld Ashanti, de eerste Surinaamse vrouwenkrant.  

  • De film Kabhi Kabhie van Yash Chopra, een klassieke Bollywoodfilm die we keken toen ik klein was en die me raakte, omdat alle mensen op ons leken en tegelijk ook niet. De taal leek op die van mijn ouders, dat was ergens herkenbaar. Tegelijkertijd kon ik er amper wat van verstaan, maar de betekenis soms wel ‘voelen’.

    • Foto’s: Kevita Junior Fotograaf: “Wanneer We Opgroeien, 2021” - over identiteit in relatie tot de Nederlandse Hindoestaanse contexten en landschappen. 
  • Film Wan Pipel (1976). Een Nederlands-Surinaamse speelfilm uit 1976 van de Surinaams-Nederlandse filmregisseur Pim de la Parra.

  • Fixdit-podcast over auteur Bea Vianen. Ik sprak de intro hiervan in en die luidt als volgt:“Rijst met badjie, pommerak, sappotille, manje. Het taalgebruik van Bea Vianen is geen ABN, het is een Nederlands dat herkenbaar is voor Surinamers, er klinkt Sarnami in door, het Surinaams Hindoestaans, voor mij een feest van herkenning. Ook kwiekwie komt voor in haar debuutroman, het beroemde visgerecht dat ik leerde kennen als klein meisje op familiebezoek in Suriname. In dit land wordt Vianens roman goed gelezen, ook op de middelbare scholen. Maar waarom was er geen docent op mijn middelbare school in Alphen aan den Rijn die tegen me zei, dat dit boek wel eens wat voor mij zou kunnen zijn? Ik hoorde pas veel later van het bestaan van Bea Vianen. Zonde. Want wat had ik graag over een Surinaamse tiener met Indiase roots gelezen. Een boek over de volwassenwording van een jonge vrouw in wie ik me had kunnen herkennen.”