Skip to main content

Het verhaal van Albertine Duin-barones van Lynden

Het verhaal van Albertine: 'Maar dat kan ik makkelijk zeggen ...'

De bibliotheek bouwt samen met Rotterdammers de collectie. Voor Verhalen van de stad delen tien Rotterdammers die een link hebben met de koloniale geschiedenis of het slavernijverleden hun verhalen met ons. Ze vertellen over de boeken en films die hen hebben geïnspireerd bij de zoektocht naar hun (familie)geschiedenis. Op deze pagina lees je het verhaal van Albertine Duin-barones van Lynden.

Albertine wordt in 2018 geconfronteerd met de zoektocht van haar dochter Maartje naar haar verre voorouders, die een aandeel hadden in een plantage in Suriname. Dat vindt ze lastig, maar toch besluit ze om mee te werken. De zoektocht levert uiteindelijk de podcast ‘De plantage van onze voorouders’ op.

Tot hoever is uw familiegeschiedenis bekend?

Ik denk wel tot het jaar 1307 ofzo. Mijn vader behoorde tot de Nederlandse adel. Zijn familiegeschiedenis is bekend. Het is voor mij zo vanzelfsprekend, dat ik me niet kan voorstellen dat iemand zijn familiegeschiedenis niet kent. Ik hecht er daarom ook niet zoveel waarde aan. Maar dat kan ik makkelijk zeggen, want als ik wil, kan ik het archief altijd raadplegen.

Uw dochter ontdekte een voormoeder die een aandeel had in plantage Tout lui faut in Suriname. Hoe kwam zij daar achter?

Maartje was in 2018 voor het eerst op het Keti Koti festival in Amsterdam. Keti Koti wordt gevierd op de dag van de afschaffing van de slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen, op 1 juli. Op het festival zag ze alleen zwarte mensen. Maartje vroeg zich af waar alle witte mensen waren, want volgens haar waren zij ook onderdeel van die geschiedenis. Dat inspireerde haar om op ontdekkingstocht te gaan en ze is bij zichzelf begonnen. Ze vroeg zich af of haar voorouders betrokken waren geweest bij slavernij. In het Nationaal Archief vond ze een document waaruit bleek dat een voormoeder van mij 1/72 aandeel had in een suikerplantage.

Wat vond u daarvan?

Ik vond dat lastig. Waarom moest ze dat allemaal oprakelen? Die tijd was geweest en al die mensen waren al dood, daar kon ik toch niks meer aan doen. En toen was ze ook nog benieuwd of ze nazaten kon vinden van de tot slaaf gemaakten van de plantage. Maartje is radiomaker en podcastmaker. Dus dat wilde ze op deze manier onderzoeken en delen, met de rest van Nederland. In het begin vond ik dat helemaal niet leuk. Ze had mij natuurlijk nodig, want het was ook mijn familiegeschiedenis. Ik dacht ‘dat ga ik echt niet doen’. Ik zag de hele familie al over me heen walsen. Ik ben wel opgevoed met maatschappelijk bewustzijn, maar meer als in ‘doe normaal’. Niet dat je activist werd ofzo.

Maar Maartje worstelde met dit deel uit haar familiegeschiedenis. Ze is zich altijd bewust geweest van alle kansen die zij heeft gehad. Ze is maatschappelijk betrokken. Als kind al. Ze stond op tegen ongelijkheid. Dan wilde ze een vriendje van mijn zoon meenemen op vakantie, omdat hij nog nooit met vakantie was geweest. Of wees ze mij als puber op mijn bevoorrechte positie. Daar hebben we het vroeger best lastig mee gehad samen.

Ik heb uiteindelijk besloten om mee te doen, omdat het me niet meer zoveel kan schelen wat andere mensen denken. Hoewel ik daar best een prijs voor heb moeten betalen. Niet iedereen kan zo’n publiekelijk onderzoek waarderen. Ik ben een keer met Noraly Beyer, voormalig NOS-nieuwslezeres, in gesprek geraakt. Zij vroeg mij of ik anderen vertelde over het onderzoek van Maartje. En toen ik nee zei, reageerde ze heel beslist met ‘oh, u duikt.’ Die reactie trof mij. Ik vond het laf van mezelf. Dus toen ben ik niet meer gaan duiken.

Heeft ze nazaten kunnen vinden?

Ja, Peggy Bouva. Ze hebben samen de podcast ‘De plantage van onze voorouders’ gemaakt. In de podcast luister je naar hoe Maartje Peggy op het spoor komt, hoe ze samen het onderzoek doen, waar ze tegen aanlopen. En wat ze vinden. Peggy bleek zelf op zoek naar haar familiegeschiedenis, maar zij kon niet zoveel vinden, zoals ik dat wel kan. Nazaten van tot slaaf gemaakten moeten het met kruimeltjes doen. Er is gewoon niets. Alleen lijsten met namen, hun werk, geslacht en leeftijd.

Wat is uw bijdrage in de podcast?

In de podcast vertegenwoordig ik natuurlijk de rol van de witte mevrouw die er eerst niks van moest weten. Gaandeweg, tijdens de afleveringen van de podcast doorga ik een ontwikkeling. Laat ik het zo zeggen, het heeft mij heel lang gekost, ook tijdens die podcast, om te zien dat slavernij een blijvend effect heeft op de samenleving van vandaag. Dat vond ik in het begin zo overdreven, daar snapte ik niks van. En opeens, ik weet niet hoe dat kwam, ja door het gedram van Maartje ook. Maar daar is een knop omgegaan.

Welke knop is er omgegaan?

Ik kwam in aanraking met thema’s zoals racisme en discriminatie. Het is belangrijk om hiertegen een stem te kunnen hebben. Ik realiseer me dat witte mensen is meegegeven dat zwarte mensen minder zou zijn. En ja, ik schrik ervan, maar als ik terugkijk naar kinderliedjes uit mijn jeugd, zak ik liever door de grond dan dat ik die herhaal. En zo’n discussie over ‘ze doen zo zielig’ vind ik ook niet gepast. Ze doen niet zielig, ze doen hun mond open. En je bent natuurlijk blind als je niet ziet dat zo’n toeslagenaffaire bijvoorbeeld op deze manier heeft kunnen ontstaan.

Wat heeft nog meer bijgedragen aan uw kennis?

Ik heb documentaires bekeken en veel boeken gelezen. Ik ben begonnen met wat meer toegankelijke literatuur. Toen Maartje bezig was met de podcast verslond ik romans van Cynthia McLeod. Haar romans zijn een makkelijke manier om je te verdiepen in het leven tijdens de periode van slavernij, de sfeer op zo’n plantage en het leven van de mensen. Waarin naast ongelijkheid ook onderlinge gevoelens werden beschreven zoals irritatie en liefde. Dat was nieuw voor mij. De man van veel van Karin Amatmoekrim beschrijft een periode van vrijheidsstrijder en schrijver Anton de Kom in de tijd dat hij in een gesticht zat in Den Haag in 1939. Vanuit zijn psychoses vertelt hij over zijn traumatische gebeurtenissen in het koloniale gezag in Suriname. Het is fictie en geen opgewekt boek, maar mooi geschreven. Arend van Dam heeft zich met De reis van Syntax Bosselman gericht op een jonger publiek. Het bewustzijn over het slavernijverleden en daaruit voortkomend racisme en discriminatie heeft met kennis te maken. Ik vind het belangrijk dat kinderen op een speelse wijze in aanraking komen met dit onderwerp. In de documentaireserie Alles is famiri volg je Amber Kortzorg, die nieuwsgierig is naar het land van haar afwezige Surinaamse vader. Ze bezoekt daar familie en mensen uit alle lagen van de samenleving. Ze voelt het verleden overal, maar mensen willen het er absoluut niet over hebben. Maar ook als ze niet over de slavernij willen praten, zit die verbondenheid met voorouders er heel diep in.

Wat heeft de zoektocht van Maartje u gebracht?

Achteraf gezien vind ik dat ze zo de juiste toon hebben gevonden in de podcast. Zij hebben mij kunnen overtuigen van de noodzaak om dit bespreekbaar te maken. En ik doe nu mijn mond open als ik een racistische opmerking hoor of als ik iets als racistisch ervaar. Niet drammerig, maar duidelijk.

 

3 juni: event 'Ons slavernijverleden: woorden en daden in Rotterdam'

Albertine kreeg door haar rol in de podcast meer oog voor de doorwerking van het slavernijverleden. Maar hoe bestrijd je dat? Ondernemer en D66-raadslid Joan Nunnely zet zich daar in de Rotterdamse gemeenteraad voor in en zal onder meer vertellen over de doorwerking van dit verleden op de arbeidsmarkt.

Een dialoogprogramma over nieuwe inzichten en daden in plaats van woorden met Peggy Bouva, Maartje en Albertine Duin en D66-raadslid Joan Nunnely.  Op 3 juni van 14.00 tot 16.00 uur in bibliotheekvestiging Overschie. 

Meer informatie en tickets 

Albertine tipt ook:

  • Podcast De plantage van onze voorouders | In de achtdelige VPRO-podcastserie De plantage van onze voorouders (Prospektor/VPRO) onderzoekt de dochter van Albertine Duin-barones van Lynden, Maartje Duin samen met Peggy Bouva de sporen van het slavernijverleden in hun familiegeschiedenis. 

  • Documentaire Ida Does - Het is geen verleden | Noraly Beyer heb ik leren kennen in Museum van Loon. Ik zei dat ik het onderwerp slavernijverleden met mijn vrienden uit de weg ging. Vriendelijk maar ook streng zei zij: ‘U duikt dus.’ Dat raakte me. Ik ben begonnen me vaker uit te spreken. Dat was lastig, ik kreeg soms ruzie. Nog steeds zeg ik er iets van als iemand een racistische opmerking maakt. Maar als iemand begint met: ‘Weet je wel dat de Ghanezen zelf ook slaven hadden?’ zucht ik diep en denk: daar heb ik geen zin in. Omdat ik nu meer kennis heb, voel ik me steviger in mijn schoenen staan. 
    Ik vind Noraly een heel rustige, sympathieke brenger van het slechte en goede nieuws. In deze film gaat ze met betrokkenen van de Decembermoorden in 1982 in gesprek. Er zijn makkelijker onderwerpen Ze omzeilt de klippen van mensen die niet willen praten. Ze kan zelf haar emoties bedwingen maar je ziet dat ze heel erg betrokken is.  
    Toen we in Suriname waren, weet ik nog dat Maartje zei: ‘Begin maar niet over Bouterse’. Als we het dan heel voorzichtig wel deden, keken mensen weg. Omdat hun broer een baan had als ambtenaar, of zo. We kwamen ook langs de buurt waar Bouterse woonde. Gigantische panden met enorme hekken eromheen. Het verschil met de armoedige huisjes in Frimangron vond ik wel treurig. Het is ongelofelijk dat de aanstichter van de Decembermoorden 20 jaar gevangenisstraf krijgt en dat niet hoeft uit te zitten. Ik had gehoopt dat er met Santokhi een nieuwe wind ging waaien, maar dat valt tegen.

  • Aflevering 'Nieuwe blik terug' over Josef Nassy | Kunstschilder Josef Nassy (1904-1976) is getuige van de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Terwijl hij gevangen zit in een interneringskamp, legt hij het zware, uitzichtloze leven van de mensen om hem heen vast. Nassy weet het lijden in krachtige penseelstreken te vangen. Maar hoe komt deze Surinaamse schilder van joodse afkomst, inwoner van België maar met de Amerikaanse nationaliteit, in het kamp terecht? Orville Breeveld begint zijn zoektocht in Suriname, waar Nassy de eerste veertien jaar van zijn leven woont. Daarna neemt Nassy's leven een aantal opmerkelijke wendingen. (Omschrijving van de NTR bij de documentaire). 

  • Voorstelling Sites of Memory: Returning the Gaze | Deze voorstelling zag ik op het Abdijplein in Middelburg. In 1596 kwam een slavenschip in Middelburg aan. Zwarte mensen, dat hadden ze nog nooit gezien in Zeeland. Die moesten als de wiedeweerga gedoopt worden, want als christen waren ze wat minder eng. Slavernij op Nederlands grondgebied was toen verboden. Zo goed en kwaad als het ging moesten ze ondergebracht worden in Middelburg, eigenlijk wel een actueel thema qua asielbeleid. Maar na een half jaar wisten de schout en de schepen niet wat ze ermee aan moesten. Ze moesten weer weg en werden alsnog tot slaaf gemaakt. 
    Het was een hip stuk, in de catacomben van de Abdij, een heel mooie omgeving. In het begin raakte het me niet: heel erg boze dansen en schreeuwerige toneelspelers. Dat je denkt: hier hoor ik niet bij. Maar daarna gingen we naar het plein, daar werd ook gedanst. Toen gingen ze vlaggen ophangen tussen de bomen en het publiek moest dat ook doen. Dat gaf verbondenheid. Dat je dacht: nu zijn we met z’n allen. Als je elkaar ontmoet en samen iets kunt doen, voel je je minder opgelaten.

  • Documentaire Over Alles is Famiri | Dat vond ik zo mooi! Amber Kortzorg heeft een Nederlandse moeder en een Surinaamse vader met wie ze een slechte band had. Hij was verdwenen. Daar deed ze niet sentimenteel over, dat was gewoon zo, punt. Voor deze serie ging ze met een cameraploeg naar Suriname allemaal familie opzoeken. Mensen die, zoals wij het noemen, aan bijgeloof doen, medicijnmannen die met kruiden de dorpsbewoners beter maken. Maar ook mensen van de christelijke zending. Ze ging ook in op de economie van Suriname. Stoere jonge vrouwen die vertelden hoe ze de eindjes aan elkaar knoopten. Zo had ze elke week een onderwerp, dat ze heel open benaderde, want ze wist niet zoveel. 
    Ik keek elke zondag met heel veel plezier, maar ik dacht: wanneer komt die vader nou eens tevoorschijn? Haar doel was om hem te leren kennen. Nou jongen, toen zaten ze daar op twee klapstoeltjes stijfjes aan de rivier, heel erg ongemakkelijk. En op een gegeven moment bereikten ze elkaar toch. Het eindigde met een brasa. 
    Het gaf een heel mooi beeld van de veerkracht van Surinamers. Je voelt het verleden overal, maar ze willen het er absoluut niet over hebben. Alleen al die twee mannen die in het oerwoud winti preys doen… In Suriname bezocht ik met Maartje plantage Berlijn, waar net zo’n bijeenkomst geweest was. We gingen naar een open plek in het bos, ik zag het voor me, die mensen begeistert in een kring, wat wij niet snappen… Dat voelde ik hier ook weer, en dat heeft met voorouders te maken. Hun krachten worden dan opgeroepen, hun goedkeuring. Ook als je niet over slavernij wilt praten, zit die verbondenheid met de voorouders er heel diep in.

  • Roline Redmond heeft er tien jaar over gedaan om haar familiegeschiedenis uit te zoeken en ging bij allerlei mensen langs in Suriname. Een bijzondere zoektocht. Ze kwam ook de nazaten van de plantage-eigenaren in Utrecht op het spoor. Dat bleek een heel eenvoudige familie te zijn, die eigenlijk van niets wist.

  • In deze historische roman brengt McCleod een stukje geschiedenis van Suriname tot leven.  De roman speelt in de periode 1765-1779. Tegen dit decor beschrijft Cynthia Mc Leod in meeslepende stijl het leven van Elza en Sarith, dochters uit een joodse plantersfamilie, en hun slaven. In de onrechtvaardige slavenmaatschappij die de kolonie Suriname is, ervaren meesters en slaven dat de suiker duur wordt betaald. 

  • Toen ik via mijn dochter Maartje bezig was met de podcast, verslond ik de romans van Cynthia McLeod. Ze zijn een heel makkelijke manier om je in dit onderwerp te verdiepen. McLeod beschrijft de sfeer op zo’n plantage: het landschap, het huis van de plantage-eigenaar, van de slaafgemaakten. Ze schuwt de ongelijkheid zeker niet maar wat nieuw voor mij was, was dat er onderlinge gevoelens waren, irritatie maar soms ook liefdesgevoelens. 

  • Maxi Linder was een van de beroemdste prostituees van haar tijd. Ze was schaamteloos, welbespraakt, extravagant en onzelfzuchtig. Accord beschrijft niet alleen op overtuigende wijze een veelbewogen vrouwenleven, hij weeft ook diverse historische gebeurtenissen door het verhaal die van blijvende invloed zijn geweest op de geschiedenis van Suriname.

  • Het verhaal speelt heel vroeg en gaat over een witte man die trouwt met een slaafgemaakte vrouw. Ze hebben een plantage en hij wordt verliefd. Hij is poepierijk en zijn familie zit hier vlakbij Overschie, in het Westland. Zij volgt die familie tot een heleboel generaties verder. Ik vind dat altijd ingewikkeld, die elkaar kruisende verhaallijnen. Maar ik vind haar smakelijk schrijven.

  • Kinderboek voor lezers vanaf 9 jaar geïnspireerd op de podcast ‘Plantage van onze voorouders’ .

  • Ik vind dit het boek dat iedereen gelezen moet hebben om te beseffen hoe zwarte mensen/slaven vroeger werden behandeld, met name de ontmenselijking van de zwarte mensen en slaaf gemaakten. 

  • Koloniaal Rotterdam laat je kennismaken met de koloniale geschiedenis van Rotterdam en de doorwerking daarvan in de stad van vandaag. Dit boekje is gratis verkrijgbaar in de bibliotheek. 

Lees meer …Het verhaal van Albertine Duin-barones van Lynden

Het verhaal van Nyanga

Het verhaal van Nyanga: 'Zij hebben in vrijheid geleefd tijdens de slavernij.'

 

De bibliotheek bouwt samen met Rotterdammers de collectie. Voor Verhalen van de stad delen tien Rotterdammers die een link hebben met de koloniale geschiedenis of het slavernijverleden hun verhalen. Ze vertellen over de boeken en films die hen hebben geïnspireerd bij de zoektocht naar hun (familie)geschiedenis. Op deze pagina lees je het verhaal van Nyanga.

Nyanga Weder wil het verschil maken. Als 8-jarige houdt ze voor haar klas al een spreekbeurt over Suriname. Als puber komt ze erachter dat haar vader een nazaat van de Marrons is. Via dans leert ze meer over de rijke en ook nog levende geschiedenis van de Marroncultuur.

 

Welke link heeft jouw familie met Rotterdam?

Mijn oma is in de jaren 50 met een groep verpleegsters vanuit Suriname met de boot naar Nederland vertrokken. Er was een tekort aan verpleegkundigen en Rotterdam kon na de Tweede Wereldoorlog alle hulp gebruiken met de wederopbouw. Er is een boek en een documentaire over hen verschenen, Zusters uit Suriname. Mijn oma vertelde mij verhalen over Rotterdam in de vroege jaren 60. Hoe zij de eerste Turkse en Marokkaanse arbeidsmigranten verzorgde die in de mijnbouw werkten, nog voordat er sprake was van gezinshereniging. En over de modderpoel voor het oude Centraal Station. Ze heeft mijn opa hier in de jaren 60 ontmoet. Hij kwam ook uit Suriname en was archivaris bij de gemeente Rotterdam. Mijn moeder en haar zussen zijn in Rotterdam geboren. In 1975 is het hele gezin, tegen de migrantenstroom in, teruggegaan naar Suriname.

Waarom is ze teruggegaan naar Suriname?

Om te helpen bij de opbouw van het land. Door de politieke onrust stroomde het land leeg, maar daarmee verdween ook alle kennis. Ze kwam als verpleegster terug, maar werd al heel snel onderdirecteur van een veehouderij. Ze had namelijk in Barneveld, naast haar baan in de zorg in Rotterdam, een diploma voor veehouderij gehaald. Mijn moeder is na haar middelbare school in de jaren 80 teruggekomen om te studeren. Mijn oma zei altijd ‘je diploma is je eerste man’.

Waarom was een diploma belangrijk voor jouw oma?

Zij heeft als kind bij een vooraanstaande familie geholpen in de huishouding. Ze had al vroeg door dat een opleiding en hard werken onafhankelijkheid betekende. Haar eigen oma heeft het einde van de slavernij meegemaakt. Toen ik puber was en interesse had in die geschiedenis, heeft zij de Slavenregisters gekocht. In dit register werden tot slaaf gemaakten van de plantages genoteerd met naam, leeftijd en het soort werk wat ze deden. Hierin hebben we samen haar oma gevonden. Haar plantagenaam was ma Adyuba en haar geregistreerde naam Johanna Sedoc uit Nickerie. Mijn oma vertelde dat zij de littekens van zweepslagen op de rug van haar oma had gezien.

Heb je de familienaam van je vader ook ontdekt in het Slavenregister?

Nee, in mijn tienerjaren ontdekte ik dat mijn vader een nazaat is van de Marrons. Er zijn zes groepen Marrons: Okanisi, Saamaka, Pamaka, Kwiïnti, Aluku en Matawai. Dit zijn tot slaaf gemaakten die zichzelf hebben vrijgevochten uit slavernij en naar het binnenland van Suriname zijn getrokken. Dit heet marronage. Die strijdbaarheid heeft plaatsgevonden vanaf het moment dat de eerste tot slaaf gemaakten in Suriname arriveerden. Plantagehouders probeerden Marrons constant terug te halen, maar zij hebben zich hevig verzet. Op 10 oktober 1760, ruim 100 jaar voor de afschaffing van de slavernij, hebben de Okanisi als eerste een vredesverdrag met de koloniale overheerser afgedwongen. Dit betekende dat ze niet meer werden nagejaagd. Ze konden autonoom hun eigen gebied in het binnenland beheren. Zij hebben in vrijheid geleefd tijdens de slavernij.

Wat betekende dat voor de identiteit van de Marrons?

Mensen zeggen dat de Marroncultuur in Suriname het best bewaarde stukje Afrika is, buiten Afrika. Dit hebben ze van generatie op generatie kunnen doorgeven. Ze woonden in de binnenlanden en vormden zes gemeenschappen. Met ieder een eigen sociale structuur, traditioneel gezag en leefregels. Tradities en inwijdingsrituelen speelden een grote rol in hun leven. Hiermee markeerden ze belangrijke mijlpalen in hun leven. Vanaf de geboorte tot aan rouwen en afscheid nemen. Nazaten van de Marrons houden de Marroncultuur in leven door onder andere inwijdingsrituelen uit te voeren en tradities door te geven aan volgende generaties.

Waarom wil je dit behouden?

Het geeft kracht, ik zou bijna zeggen perspectief in je leven. Het geeft positieve energie. Mijn vader grapt weleens dat ik nog meer nazaat ben van de Marrons dan hij, omdat ik er heel veel van weet, maar ook doordat ik de tradities in ere hou door bijzondere rituelen uit te voeren.

Hoe heb jij de Marroncultuur onderzocht?

Bij alles wat ik onderzoek of bevraag, begin ik altijd bij mezelf. Voor mij was dans de ingang. Ik dans al heel mijn leven. Als klein meisje klassiek ballet, maar sinds ik me meer heb verdiept in de marroncultuur ook traditionele dans. Tijdens de 80e verjaardag van mijn overgrootmoeder zag ik in Suriname een voorstelling van de dansgroep Saisa en toen dacht ik dat wil ik ook. Dat is nu zo’n 20 jaar geleden. Vanuit die hoek heb ik mij verdiept in de muziek, de taal, de klederdracht en de inwijdingsrituelen. Dus meer het immateriële erfgoed. Ik vind het ook belangrijk om die kennis weer te delen met anderen. Ik heb bijvoorbeeld een eerste aanzet geschreven van een Wikipedia artikel over inwijdingsrituelen bij Surinaamse Marrons. En tijdens dansworkshops leg ik niet alleen de dans uit, maar vertel ook over de traditionele kleding die ik draag.

Waar haal je die kennis vandaan?

Een tip voor iemand die zich wil verdiepen, hou het dichtbij jezelf. En lees wat je zelf interessant vindt. Persoonlijk vind ik informatieve boeken en kennisartikelen interessanter dan romans. Het boek Zeg het met doeken van Thomas Polime en Paul Faber vind ik bijzonder. Het gaat niet alleen over het gebruik van doeken en textiel, maar ook over de betekenis achter het gebaar van een doek krijgen of aan iemand schenken. In Okanisi Marron onomastiek van André R.M. Pakosie lees je over de betekenis van naamgeving binnen de marroncultuur. Ik heb dit boek gekocht toen ik zwanger was van mijn eerste kind. In De kunst van de Marrons vertellen Richard en Sally Price over de marroncultuur. Dit zijn twee antropologen die onderzoek hebben gedaan naar de Marrons in Suriname bij de Saamaka. Een voorwaarde was wel dat ze de taal moesten leren. Zo hebben zij van dichtbij het leven van de Saamaka kunnen beschrijven. Van de tentoonstelling Kunst van overleven in 2009 is een mooi boek overgebleven. Deze tentoonstelling was in het Tropenmuseum en gaf inzicht in de geschiedenis en ook het hedendaags perspectief van de marroncultuur. Aan Rotterdam een postkoloniale stad in beweging heb ik zelf meegewerkt. Je leest hierin het essay Welke sporen horen we, een project over bewustwording van stereotypes in hedendaagse muziek en muziekvideo’s. Deze heb ik samen met Surya Nahumury geschreven.

Hoe geef jij je kennis door?

Ik geef graag kennis door. Op mijn 8e stond ik al met mijn spreekbeurt over Suriname voor de klas. En in VWO5 heb ik hetzelfde gedaan toen ik merkte dat slavernij werd onderbelicht in de geschiedenisles. Ik vertelde toen niet alleen over slavernij, maar ging ook de dialoog aan met mijn Turkse en Marokkaanse en witte Nederlandse klasgenoten om het belang uit te leggen van het vertellen van migratieverhalen ‘zodat mensen in Nederland weten waarom en hoe je hier terecht bent gekomen’. Ik vind het belangrijk dat mensen zien dat het verleden nog steeds sporen heeft in het heden. Ik heb bewust Cultuurwetenschappen gestudeerd, omdat ik hoop dat ik het verschil kan maken en iets kan bijdragen aan deze generatie en de komende. Door dingen te onderzoeken, te bediscussiëren en te delen.

Event: Black Heritage & Fashion

Op 24 juni organiseert Nyanga de talk Black heritage & fashion in het Bibliotheektheater. In het gesprek komen vragen aan bod als; Hoe dragen wij onze Black Culture? In hoeverre nemen we kleding vanuit het verleden mee in het nu? En wat betekent dit voor de drager en de aanschouwer? 

Het gesprek zal worden ingeleid door modeactivist Janice Deul en vervolgens zal er een gesprek plaatsvinden tussen Jane Stjeward, Cheyenne Nelson, Marjorie Fernandes en Andy Arduin. Dit zijn allen professionals die zich laten inspireren door diaspora-erfgoed op het gebied van mode en terug laten komen in hun eigen werk. Het evenement is gratis te bezoeken, reserveer hier je ticket.

Nyanga tipt ook:

De tentoonstellingen in het Tropenmuseum: Sabi Suriname en Onze koloniale erfenis.

De vitrine met houtsnijwerk in de tentoonstelling  Kruispunt Rotterdam in het Wereldmuseum.

 

  • Zusters uit Suriname

  • Goma Weri

  • Wij slaven van Suriname

  • The black atlantic

  • De Marronvrouw in de stad

  • Als ik luister

  • Mijn eerste woordjes in het Sranan

  • Anansi de spin, sterker dan de olifant

  • Surinaamse Marrons Vertellingen

  • Hidden pages, the story of Sapali

  • Het Afaka schrift van de Tapanahony rivier in Suriname

  • Gazon Matodja

Lees meer …Het verhaal van Nyanga

Het verhaal van Joan Mertodirjo

Het verhaal van Joan: ‘Ik was een boekenwurm’

De bibliotheek bouwt samen met Rotterdammers de collectie. Voor Verhalen van de stad delen tien Rotterdammers die een link hebben met de koloniale geschiedenis of het slavernijverleden hun verhalen met ons. Ze vertellen over de boeken en films die hen hebben geïnspireerd bij de zoektocht naar hun (familie)geschiedenis. Op deze pagina lees je het verhaal van Joan Mertodirjo.

Joan Mertodirjo werd geboren in Suriname en emigreerde al jong met haar ouders naar Nederland. Op haar negentiende reisde ze met vrienden naar Suriname, waarna ze meer wilde weten van de Surinaamse cultuur. Haar oma vertelde haar veel over haar jeugd.

Waar ben je geboren?

In Suriname. In de aanloop naar de onafhankelijkheid van Suriname, begin 1973, emigreerden mijn ouders naar Nederland. Ik was toen 1,5 jaar oud. We woonden eerst bij mijn opa en oma op de Willebrordusstraat in Rotterdam, zij waren al eerder met een aantal van hun kinderen naar Nederland geëmigreerd. Later woonden we als gezin verderop in dezelfde straat.

Hoe was je jeugd in Rotterdam?

Ik was vaak bij mijn oma. Ze draaide vaak Nederlandse muziek. Je zou het niet denken, maar ik zing moeiteloos Nederlandse hits uit die tijd mee. Van Vader Abraham tot Ben Cramer. Op school kon ik goed meekomen. Ik leerde graag, zat in allerlei clubjes en was een boekenwurm. Ik haalde elke week boeken bij de jeugdbibliotheek in de Jensiusstraat in het Oude Noorden. En later in de grote Centrale Bibliotheek, dat was één van mijn favoriete plekken. Ik las vooral wat me werd aangeboden in de boekenkast, zoals Jan Terlouw, Thea Beckman en De Vijf. En op de middelbare school las ik de schrijvers van de literatuurlijsten. Pas later ontdekte ik de boeken van Surinaamse schrijvers.

Waarom ontdekte je de boeken van Surinaamse schrijvers pas later?

Omdat ik na mijn eerste reis naar Suriname pas actief zocht naar het werk van Surinaamse schrijvers. Ik was 19, studeerde Tropische cultuurtechniek in Wageningen en zat bij een Surinaamse studentenvereniging. Met vrienden van die vereniging ging ik naar Suriname, waarna ik meer wilde weten van Surinaamse literatuur. Ik was er eerder niet mee in aanraking gekomen en werd er ook niet op gewezen dat het bestond. 

Welke Surinaamse schrijvers las je zoal?

In het begin las ik romans van schrijvers zoals Cynthia Mcleod, Albert Helman en Clark Accord. Ik kocht ook Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur van Michel van Kempen. Hij heeft Caraïbische letteren gestudeerd en heeft in dit boekwerk de Surinaamse literatuur tot 2003 gebundeld. Ik weet nog goed dat ik dit boek met mijn verjaardagsgeld kocht. Iemand anders zou er kleren of schoenen van kopen. Ik kocht dit omdat ik het tof vond dat hij die informatie had verzameld. Mijn boekenkast is inmiddels aardig gevuld, ik heb mij voorgenomen mijn eigen Surinaamse bibliotheek te maken. Ik lees overigens ook boeken met andere thema’s hoor, over geschiedenis en maatschappelijke vraagstukken. Maar ook Harry Potter. Ik blijf een boekenwurm.

Herkende je jezelf in de boeken die je las?

In de meeste boeken las ik vooral over Suriname en andere levens. Maar in Het gym van Karin Amatmoekrim herkende ik mezelf voor het eerst. De hoofdrolspeelster is van Chinese en Javaans-Surinaamse afkomst en zit op het Gymnasium. Daar ontdekt ze een wereld die ze niet kent van thuis. Ik zat ook op het Gymnasium en ik herkende een beetje dat anders zijn. Niet alleen dat ik een Surinaamse achtergrond heb, maar ook dat ik een denker ben. Een boekenlezer. Want niet iedereen is een boekenlezer.

Wat is jouw afkomst?

Na die reis naar Suriname op mijn 19e heb ik mijn eigen stamboom onderzocht. Ik had het geluk dat mijn oma veel vertelde over haar jeugd. Haar vader was een balata-tapper. Hij tapte rubber van rubberbomen. Mijn oma was een mix van Afro-Surinaams, Chinees en inheems. En ze had een Duitse opa. Ze vertelde dat hij paardreed. Van de Javaans-Surinaamse afkomst van mijn vader wist ik minder. Ik was hem een tijdje uit het oog verloren na de scheiding van mijn ouders, dus ik groeide niet met die geschiedenis en gebruiken op. Hij vertelde mij op latere leeftijd wat hij nog wist van zijn familiegeschiedenis en zijn voorouders. En ik heb vragen gesteld aan familie in Suriname. Zo leerde ik steeds meer over mijn achtergrond door familieverhalen die werden overgedragen.

Waar komen de voorouders van jouw vader vandaan?

Uit Java. Javaans-Surinamers horen bij de laatste groep contractarbeiders die door het Nederlandse gouvernement naar Suriname zijn gehaald om op de plantages te werken en het land te bevolken. Ze hebben dat deels gedaan met mensen uit Java, een van de eilanden uit Nederlands-Indië, een andere kolonie van Nederland. Je moet je voorstellen dat in die kolonie een racistisch apartheidssysteem heerste met bovenaan de witte Nederlanders, dan de Indo-Europeanen die van gemengd bloed waren. En onderaan de Javanen, de inlanders. Meestal ongeletterd, omdat ze geen toegang hadden tot het onderwijs. Dus als contractarbeider werden ze er vaak ingeluisd toen ze het contract ondertekenden. In de periode van 1890 tot 1939 zijn ze naar Suriname verscheept. In de scheepjournaals, die ik in het Stadsarchief in Rotterdam heb bekeken, vond ik kleine sporen van informatie over die heftige oceaanreizen van soms wel acht weken. Contractarbeiders werden vervoerd in het ruim van een schip, met slechte hygiëne en te koud gekleed voor de reis. Ik las berichten van de scheepsdokter over ziektes aan boord en overlijdensberichten door zelfmoord of uitputting. Toen contractarbeid op de plantages stopte, veranderden de leefgemeenschappen in kleine dorpen. Ze bleven werken in de kleine landbouw. Dat zie je nog terug in het landschap in district Commewijne, waar van oudsher veel Javaanse-Surinamers zich vestigden.

Twee van mijn voorouders zijn in 1907 met het schip de Besoeki vanuit Java in Rotterdam op de Wilhelminakade aangekomen. Vanuit daar zijn ze vervoerd naar Amsterdam. Met het stoomschip Willem II zijn ze uiteindelijk naar Suriname doorgereisd.

Waar vind je die informatie?

Veel via internet. Vooral documenten uit bestaande archieven die zijn gedigitaliseerd. Je kunt online bij het Nationaal Archief contracten vinden van contractarbeiders. Hier vond ik ook foto’s van die twee voorouders van mij. Dat zijn interessante ontdekkingen. Archieven ervaart men als koud, onpersoonlijk en stoffig. Maar je vindt er ook kleine spoortjes die de geschiedenis persoonlijk maken.

Ik leg ook contacten met mensen die veel werk hebben verricht om de Javaans-Surinaamse geschiedenis in kaart te brengen. Zoals Hariëtte Mingoen van Stichting Stichji. En ik zoek boeken of onderzoeken waarin iets is geschreven over de geschiedenis van de Javaanse contractarbeider. Zoals Stille passanten. Hierin vertellen Javaans-Surinaamse ouderen hun bijzondere levensverhaal. Dit geeft een beeld van hoe het was.

Hoe houd je zelf de Javaanse-Surinaamse geschiedenis levend?

Ik heb samen met mijn broer een tentoonstelling gemaakt waarin we naast onszelf zeven Javaanse-Surinamers portretteren. Wij hebben door middel van persoonlijke verhalen en archiefonderzoek hun familiegeschiedenis vorm gegeven. Het zijn mensen met verschillende achtergronden zoals een choreograaf, een zangeres en eigenaren van een toko en een Javaans-Surinaams eethuis. Dat is waar de gemiddelde Rotterdammer een Javaanse-Surinamer tegen komt. De tentoonstelling laat zien hoe het transport van hun voorouders verliep, hoe de Javaanse cultuur is meegenomen naar de andere kant van de wereld en zich verder heeft ontwikkeld. Hierover vertellen maakte veel los bij de mensen die we interviewden. Hun familieleden vonden het leuk dat dit deel van hun geschiedenis zichtbaar werd. De expo is nu ook te zien in de hal van de centrale bibliotheek.  

Joan tipt ook:

Lees meer …Het verhaal van Joan Mertodirjo

Het verhaal van Archell Thompson

Het verhaal van Archell Thompson

De bibliotheek bouwt samen met Rotterdammers de collectie. Voor Verhalen van de stad delen tien Rotterdammers die een link hebben met de koloniale geschiedenis of het slavernijverleden hun verhalen met ons. Ze vertellen over de boeken en films die hen hebben geïnspireerd bij de zoektocht naar hun (familie)geschiedenis. Op deze pagina lees je het verhaal van Archell Thompson. Vanaf 2 oktober is zijn verhaal en selectie te zien in de Centrale Bibliotheek. 

De wereld ligt open voor Archell Thompson, als hij als 21-jarige in Nederland arriveert. Zoals voor vele generaties vóór hem was het ook voor hem logisch om vanuit de Nederlandse koloniën naar Nederland te migreren. Wanneer hij zichzelf hier tegenkomt en merkt dat hij veel te verwerken heeft, leert hij te praten over zichzelf. Iets dat hij niet kende van huis uit. In het theater vindt hij zijn stem. Hier voelt hij de veiligheid om een verhaal te vertellen en moedigt hij anderen aan dit ook te doen.

Waarom is praten met elkaar belangrijk?

Het is een krachtig middel om een connectie te maken met een ander. Kijk elkaar in de ogen en praat met elkaar. Vooral over onderwerpen waar taboes en schaamte omheen hangen. Elkaar begrijpen, daar gaat het om. Ik ben vrijwilliger in een hospice. Daar ontmoet ik mensen in hun laatste dagen, soms uren. Ik luister naar hun verhalen. Het valt me op dat veel mensen niet praten over dingen die ze hebben meegemaakt in hun leven.

Praat jij makkelijk?

Ik groeide er niet mee op. Bij mij thuis in Curaçao praatten we niet over taboes en gevoelige onderwerpen. We praatten over andere mensen, maar over onszelf? Nee, dat was not done.

Kan je een voorbeeld geven van een taboe in jouw familie?

Mijn opa heette Oswald Thompson. Hij verliet mijn oma toen mijn vader 6 jaar was. Daar spraken we niet over. Hij was advocaat en kon in Engeland studeren. Mijn oma mocht niet mee van haar moeder en hij koos voor zijn carrière. Mijn moeder vertelde dat mijn vader het kwalijk vond dat Opa Oswald was vertrokken en hem zijn onbezorgde jeugd had afgenomen. Een paar jaar geleden werd ik nieuwsgierig naar mijn opa. Mijn oma had ansichtkaarten van hem met postzegels uit Saint Kitts en Nevis, een eiland in de Caraïbische zee. Ik ben afgelopen maart drie weken geweest, maar ik heb niks in de archieven kunnen vinden. Ik heb alleen een ansichtkaart met advies aan zijn zoon: ‘zorg dat je een goede opleiding krijgt, zodat je geen schoenen hoeft te poetsen voor andere mensen’. Mijn vader had een goede baan in de gevangenis. Ik kende geen armoede, misschien wel armoede qua aandacht en liefde.

Hoe is het jou gelukt om te praten over taboes en schaamte?

Ik heb het mezelf geleerd. Ik ben 27 jaar geleden vanuit Curaçao naar Nederland verhuisd. Voor mij een logische keuze, want Curaçao was tot 2010 nog onderdeel van de Nederlandse Antillen. Eigenlijk zoals het voor veel mensen in Nederlandse koloniën logisch was om naar Nederland te gaan. Wij kregen Nederlands onderwijs, hadden de Nederlandse nationaliteit en familieleden woonden er. Ik verhuisde naar Nederland voor, zoals vele anderen, een betere toekomst, opleiding en het avontuur. Maar ik liep hier vast. Ik zat in de criminaliteit en mijn harde opvoeding van vroeger, met veel slaag, zat mij in de weg. Een vriendin vroeg of ik over mijn trauma’s wilde praten. Ik wilde wel, maar ik wilde er ook iets mee doen. Ik ontmoette toen Kenneth Asporaat van het Huis van Asporaat. Samen met hem schreef ik mijn verhaal. We maakten er een theatervoorstelling van ‘De Naakte Antiliaan’. In de voorstelling vertelde ik open over mijn leven. Doordat ik mezelf openstelde aan het publiek, kreeg ik reacties terug en daar leerde ik van, over mezelf maar ook hoe het is om te praten over lastige onderwerpen. Openheid is om te helen. Niet om iemand de schuld te geven, want dan ben je het punt voorbij. Openheid is willen weten waarom de dingen zijn gegaan zoals ze zijn gegaan. Dan begrijp je waarom je dingen doet en ontdek je wie je bent.Na die eerste theaterproductie ben ik verdergegaan met theater.
Kunst heeft mijn leven gered.

Wat bereik je met theater?

Als ik theater maak wil ik iemand raken, iemand ongemakkelijk laten voelen. Maar laten we praten over die ongemakkelijkheid zonder elkaar de schuld te geven. Dus onderwerpen met een maatschappelijk thema, taboes of schaamte zullen mij altijd intrigeren. Waar we niet over praten, daar doe ik iets mee.

Aan het theaterstuk Tula, waarin ik de vrijheidsstrijder Tula van Curaçao speel, ging een gesprek met mijn dochter vooraf. Ze vertelde dat ze haar haar altijd in een bepaalde stijl droeg om er niet op gewezen te worden. Ik werd daar zelf ongemakkelijk van, dat zij hierom gediscrimineerd werd. Ik ben me gaan verdiepen in de slavernij, iets waar ik eerder niet in geïnteresseerd was. Ik had veel discussies met vrienden over bijvoorbeeld kindermishandeling. Mensen zeiden dat dit door het slavernijverleden kwam, dat vond ik een excuus om dat te blijven doen. Want als je het weet, waarom verander je dan niet. Maar toen discriminatie dus dichtbij kwam, ontdekte ik het echte verhaal van Tula. Als kind kende ik Tula alleen als je iemand wilde pesten, dan noemde je hem Tula, alsof diegene lelijk was. Het was geen geschiedkundige voorstelling, maar ik gebruikte het verhaal van Tula om het gesprek aan te gaan met het publiek. Discrimineer je zelf ook naar anderen? Ik zeg altijd ‘Tula was mentaal vrij, maar fysiek vast’. En in deze tijd zijn wij vrij, maar hoe vrij zijn wij eigenlijk mentaal?

Hoe heb je je voorbereid voor deze voorstelling?

Kijk, in de Caraïbische gemeenschap, ik generaliseer hè, maar we houden niet van lezen. Daarom is theater ons ding. We luisteren liever naar orale verhalen. Ik heb natuurlijk op school leren lezen, maar een boek uitlezen en me verdiepen in de inhoud leerde ik in Nederland. Boeken worden pas interessant voor mij als ik een voorstelling ga maken.

Welke boeken heb je zoal gelezen voor je voorstelling Tula?

Tula, verloren vrijheid van Jeroen Leinders. Een historische roman over Tula. En Het slavenschip van Marcus Rediker. En Slavernij & vrijheid op Curaçao van Han Jordaan. Of The slave trade van James Walvin. Maar ik heb voor deze voorstelling ook veel films gekeken zoals Gone with the Wind, een klassieker uit 1939 in de tijd van de Amerikaanse burgeroorlog.

Waar ben je nu mee bezig?

Ik doe met mijn productiemaatschappij DNA Storytellers kleinschalige theatervoorstellingen in Huizen van de Wijk. Dit zijn locaties waar buurtbewoners elkaar ontmoeten. Ik wilde dichter bij het publiek komen en van het theaterpodium af. In deze producties werk ik met mensen die iets traumatisch hebben meegemaakt. Door samen met mij te acteren verwerken zij hun trauma. Het maakt veel los bij het publiek. Ze voelen zich ongemakkelijk, gaan naar het toilet, sommigen lachen, waar anderen weer boos om worden. Ik zeg altijd tegen de ‘acteurs’, het is niet persoonlijk bedoeld. Het zijn producties met veel ruimte voor storytelling, een beetje theater en een nagesprek met het publiek. Geen discussie, maar een gesprek.

Ik ben voor de liefde naar Rotterdam gekomen. Ik voel mij thuis in deze stad. Maar het is ook een stad met armoede, waar voordeuren vaak op slot zijn. Door mijn werk in de wijk merk ik dat ík wel achter de voordeur kan komen, door eerst de connectie te maken.

Archell tipt ook:

  • Film Glory (1989). Schildering van de oprichting en vaak bloederige wapenfeiten van het eerste geheel uit zwarte vrijwilligers bestaande regiment dat in de Amerikaanse Burgeroorlog aan de zijde van de Yankees meevocht.

  • Film Gone With The Wind (1939). Een jonge aristocratische vrouw uit Georgia tracht zonder scrupules en ten koste van de tradities van haar klasse, iets te redden uit de ruïnes van de Amerikaanse Burgeroorlog.

  • Film Django Unchained (2013). Als in 1858 in het zuiden van de Verenigde Staten een Duitse premiejager de tot slaaf gemaakte Django vrijkoopt, nemen zij samen wraak op de voormalige slavendrijvers.

  • Film Amistad (1997). In 1839 overmeestert een groep Afrikaanse tot slaaf gemaakten het Spaanse schip La Amistad en belandt daarna in Amerika in de gevangenis. De Afrikanen staan terecht voor moord maar al gauw ontaardt het proces in een juridische touwtrekkerij om het eigendomsrecht van de Afrikanen.

  • Film Tula The Revolt (2013). Op Curaçao, rond 1795 kan een jonge tot slaaf gemaakte man de onvrijheid en de ongelijkheid niet meer verdragen en komt in opstand.

  • Film 12 Years a Slave (2013). Een vrije zwarte man wordt in 1841 onder valse voorwendsels ontvoerd en verkocht als slaaf.

Lees meer …Het verhaal van Archell Thompson

Het verhaal van Henry Timisela

Het verhaal van Henry: 'Op dat moment besloten we echt om iets terug te geven aan de Molukse gemeenschap.'

Henry Timisela is geboren en getogen in de provincie. Hij was als kind vaak te vinden in de boomgaarden om appels te plukken en weet wat kersen keren is. Maar hij weet ook waar zijn Molukse voorouders vandaan komen. Door het drukke verenigingsleven van zijn ouders in de hechte Molukse gemeenschap leert hij van huis uit hoe hij mensen samen kan brengen. In buurthuizen, op de radio en in het theater. Als directeur van het Museum Maluku in Den Haag zorgt hij dat het verhaal van de Molukse gemeenschap in Nederland een plek krijgt en dat het wordt doorverteld. Niet alleen aan Molukse mensen, maar aan iedereen, omdat het onderdeel is van de geschiedenis van ieder mens in Nederland. 

Waar kom je vandaan?

Ik ben geboren in Tiel. Ja, in de provincie. Mijn kinderen zijn in Rotterdam geboren. Ze zijn nog jong, 7 en 5 jaar. Mijn dochtertje stelt vragen als ‘waar komt opa vandaan?’ Dan zeg ik dat opa ook in Nederland is geboren en leg ik uit dat onze voorouders van de Molukken komen.

Waar liggen de Molukken?

Het is een eilandengroep vlakbij Indonesië. Ze noemden het vroeger de specerij-eilanden. Het waren kleine koninkrijkjes die het monopolie op nootmuskaat en kruidnagel hadden. Dat werd nergens anders verbouwd. Molukkers waren een zeewaardig en handelsbekwaan volk, ze dreven handel met Arabieren, Chinezen en Portugezen. In 1602 was er een breekpunt, toen kwamen de eerste VOC schepen Ambon, de hoofdstad van de Molukken binnenvaren. Op dat moment was kruidnagel meer waar dan goud. De Molukken zijn met geweld gekoloniseerd en dat heeft 350 jaar geduurd. Dat ging natuurlijk niet zonder verzet, vergis je niet, de Molukkers hebben oorlogen en studentenopstanden gevoerd. Pas na de Tweede Wereldoorlog, in 1949, erkende Nederland Indonesië als een onafhankelijke staat. Dat gebeurde onder druk van de Verenigde Naties. In 1950 werd het KNIL, het koloniale leger, ontbonden. Mijn opa zat in het KNIL-leger. 

Wat gebeurde er met je opa?

Toen het leger werd ontbonden en Nederlands-Indië dus Indonesië werd, was hij niet gewenst op Indonesisch grondgebied. Hij wilde terug naar de Molukken, maar dat kon niet. Indonesië wilde na de onafhankelijkheid ook de Molukken bij hun eenheidsstaat hebben en verwachtte dat de oud-soldaten zich zouden aansluiten bij de RMS, de Republiek der Zuid-Molukken. Deze proclamatie, het uitroepen van de onafhankelijke republiek der Zuid-Molukken, was op 25 april 1959 een feit en gerechtvaardigd volgens het internationaal recht. Hierdoor konden de 4.000 Molukse KNIL soldaten en hun gezinnen niet terugkeren naar de Molukken. En ondanks dat het KNIL-leger werd ontbonden, was Nederland wel verantwoordelijk voor Molukse ex-KNIL-soldaten en hun gezinnen. Er is toen gekozen voor een ‘tijdelijk’ verblijf in Nederland. En het begrip ‘tijdelijk’ is heel ruim. Door de jaren heen is de Molukse gemeenschap hecht gebleven. Het is helaas nooit van terugkeer gekomen en er is inmiddels al een vijfde generatie in Nederland.

Hoe heb je die hechte gemeenschap ervaren?

Ons gezin woonde buiten de Molukse wijk, maar ik ben wel in de Molukse gemeenschap opgegroeid. Mijn ouders waren actief in het verenigingsleven, allebei kerkraad-lid. Thuis waren er altijd vergaderingen. Er kwamen allerlei groepen mensen langs, van zangkoren tot werkgroepen. Mijn moeder was ook betrokken bij een vrouwenvereniging buiten de Molukse gemeenschap. Zij was in de jaren 70 vanuit de Molukken naar Nederland gekomen en had alleen haar schoonfamilie hier. Ze werkte in een wasserette en haar Turkse en Marokkaanse collega’s kwamen bij ons over de vloer. Ze vonden het leuk om samen dingen te doen. Ze zijn meerdere malen met elkaar naar Turkije geweest. Dat vond ik bijzonder aan mijn moeder. Het is voor mij vertrouwd om me te verbinden met anderen. Ik kreeg vroeg van huis uit mee om mensen samen te brengen. Ik ben wel vroeg zelfstandig gaan wonen, in de grote stad, om zelf de wereld te ontdekken. 

Wat heb je zelf ontdekt?

Ik kon als redacteur aan de slag bij Veronica Magazine en werd gegrepen door de media. Hierna had ik een loopbaan bij publieke omroepen en FunX, BNR Nieuwsradio, RTV Rijnmond. Daar heb ik zelf hard voor gewerkt. Ik heb een radiomethodiek geschreven voor het VMBO waarbij je de community betrekt bij lokale radioprogramma’s. Maar heel hard werken heeft ook een keerzijde. Toen ik door omstandigheden weer bij mij ouders woonde en mijn broer op dat moment ook naar het ouderlijk huis terugkeerde, zijn we samen weer van onderaf begonnen. Terug in de gemeenschap. Op dat moment besloten we echt om iets terug te geven aan de Molukse gemeenschap, de plek waar we zelf alles hadden geleerd. We maakten een no-budget speelfilm met lokale sponsoren en de lokale schouwburg. Hiermee konden we bijna 70 kinderen een hele leuke zomer geven, waar de ouders enorm dankbaar voor waren. Het werd echt gedragen door de Molukse gemeenschap in Tiel. Uiteindelijk hebben we de speelfilm door heel Nederland in filmhuizen hebben gedraaid. Dat bracht mijn broer en mij op het idee om de eerste Molukse speelfilm in Nederland te maken. We hebben hierna ook theatershows geschreven en een kinderboek uitgebracht. En daar gaat het mij om, dat we de verhaallijn ombuigen. We zijn hier al vijf generaties. Het verhaal hoe de Molukkers hier zijn gekomen, kennen we nu wel. En laten we dat alsjeblieft blijven onderstrepen en niet vergeten. Maar mijn dochter van vijf kan je echt niet meer vragen ‘Wil je nog terug naar de Molukken?’ Die vraag stel je aan de eerste generatie, niet meer aan een meisje dat hier is geboren. 

Hoe leert zij wel over haar voorouders en het Molukse erfgoed?

Ongetwijfeld leert zij dat van de mensen om haar heen, zoals ik dat ook van mijn familie heb geleerd. Voor mij is het altijd duidelijk geweest waar mijn voorouders vandaan komen, zoals voor vele Molukse mensen. Mijn stamboom gaat tien generaties terug. Dat heb ik als tip voor mensen die op zoek gaan naar hun Molukse wortels, achterhaal je ‘negeri’. Het dorp waar je (voor)ouders vandaan komen. Daar zijn bronnen, als het niet gedrukt is, dan zijn er dorpsoudsten die iets kunnen vertellen. Het Molukse erfgoed in Nederland centreren we in het Museum Maluku in Den Haag. De collectie bestaat voornamelijk uit objecten uit de tijden van aankomst in Nederland van de eerste generatie Molukkers. Dan moet je denken aan hutkoffers, nagebouwde barakken waar de families destijds in woonden, spullen uit het KNIL-leger. En veel persoonlijke archieven van belangrijke mensen uit die tijd. Het mooie van de collectie is dat ze is opgebouwd door de gemeenschap zelf. Mensen vinden het fijn bij te dragen aan het vertellen van de geschiedenis. Momenteel ben ik bezig met een project met videobanden uit persoonlijke archieven. Op deze beelden zie je het leven in de wijk, in de huiskamer, op vakantie en op feestjes. Welke gebruiken en tradities zien we? Hoe zagen de huiskamers eruit? Maar ik hoop ook dat de collectie wordt aangevuld met Molukse makers van nu. Zoals de graphic novel Molo Uku van Erno Pickee en Harits Farhan, dat het VOC verhaal vertelt vanuit de ogen van een kind. 

Henry tipt ook:

Lees meer …Het verhaal van Henry Timisela