Skip to main content

Het verhaal van Joan Mertodirjo

Het verhaal van Joan: ‘Ik was een boekenwurm’

De bibliotheek bouwt samen met Rotterdammers de collectie. Voor Verhalen van de stad delen tien Rotterdammers die een link hebben met de koloniale geschiedenis of het slavernijverleden hun verhalen met ons. Ze vertellen over de boeken en films die hen hebben geïnspireerd bij de zoektocht naar hun (familie)geschiedenis. Op deze pagina lees je het verhaal van Joan Mertodirjo.

Joan Mertodirjo werd geboren in Suriname en emigreerde al jong met haar ouders naar Nederland. Op haar negentiende reisde ze met vrienden naar Suriname, waarna ze meer wilde weten van de Surinaamse cultuur. Haar oma vertelde haar veel over haar jeugd.

Waar ben je geboren?

In Suriname. In de aanloop naar de onafhankelijkheid van Suriname, begin 1973, emigreerden mijn ouders naar Nederland. Ik was toen 1,5 jaar oud. We woonden eerst bij mijn opa en oma op de Willebrordusstraat in Rotterdam, zij waren al eerder met een aantal van hun kinderen naar Nederland geëmigreerd. Later woonden we als gezin verderop in dezelfde straat.

Hoe was je jeugd in Rotterdam?

Ik was vaak bij mijn oma. Ze draaide vaak Nederlandse muziek. Je zou het niet denken, maar ik zing moeiteloos Nederlandse hits uit die tijd mee. Van Vader Abraham tot Ben Cramer. Op school kon ik goed meekomen. Ik leerde graag, zat in allerlei clubjes en was een boekenwurm. Ik haalde elke week boeken bij de jeugdbibliotheek in de Jensiusstraat in het Oude Noorden. En later in de grote Centrale Bibliotheek, dat was één van mijn favoriete plekken. Ik las vooral wat me werd aangeboden in de boekenkast, zoals Jan Terlouw, Thea Beckman en De Vijf. En op de middelbare school las ik de schrijvers van de literatuurlijsten. Pas later ontdekte ik de boeken van Surinaamse schrijvers.

Waarom ontdekte je de boeken van Surinaamse schrijvers pas later?

Omdat ik na mijn eerste reis naar Suriname pas actief zocht naar het werk van Surinaamse schrijvers. Ik was 19, studeerde Tropische cultuurtechniek in Wageningen en zat bij een Surinaamse studentenvereniging. Met vrienden van die vereniging ging ik naar Suriname, waarna ik meer wilde weten van Surinaamse literatuur. Ik was er eerder niet mee in aanraking gekomen en werd er ook niet op gewezen dat het bestond. 

Welke Surinaamse schrijvers las je zoal?

In het begin las ik romans van schrijvers zoals Cynthia Mcleod, Albert Helman en Clark Accord. Ik kocht ook Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur van Michel van Kempen. Hij heeft Caraïbische letteren gestudeerd en heeft in dit boekwerk de Surinaamse literatuur tot 2003 gebundeld. Ik weet nog goed dat ik dit boek met mijn verjaardagsgeld kocht. Iemand anders zou er kleren of schoenen van kopen. Ik kocht dit omdat ik het tof vond dat hij die informatie had verzameld. Mijn boekenkast is inmiddels aardig gevuld, ik heb mij voorgenomen mijn eigen Surinaamse bibliotheek te maken. Ik lees overigens ook boeken met andere thema’s hoor, over geschiedenis en maatschappelijke vraagstukken. Maar ook Harry Potter. Ik blijf een boekenwurm.

Herkende je jezelf in de boeken die je las?

In de meeste boeken las ik vooral over Suriname en andere levens. Maar in Het gym van Karin Amatmoekrim herkende ik mezelf voor het eerst. De hoofdrolspeelster is van Chinese en Javaans-Surinaamse afkomst en zit op het Gymnasium. Daar ontdekt ze een wereld die ze niet kent van thuis. Ik zat ook op het Gymnasium en ik herkende een beetje dat anders zijn. Niet alleen dat ik een Surinaamse achtergrond heb, maar ook dat ik een denker ben. Een boekenlezer. Want niet iedereen is een boekenlezer.

Wat is jouw afkomst?

Na die reis naar Suriname op mijn 19e heb ik mijn eigen stamboom onderzocht. Ik had het geluk dat mijn oma veel vertelde over haar jeugd. Haar vader was een balata-tapper. Hij tapte rubber van rubberbomen. Mijn oma was een mix van Afro-Surinaams, Chinees en inheems. En ze had een Duitse opa. Ze vertelde dat hij paardreed. Van de Javaans-Surinaamse afkomst van mijn vader wist ik minder. Ik was hem een tijdje uit het oog verloren na de scheiding van mijn ouders, dus ik groeide niet met die geschiedenis en gebruiken op. Hij vertelde mij op latere leeftijd wat hij nog wist van zijn familiegeschiedenis en zijn voorouders. En ik heb vragen gesteld aan familie in Suriname. Zo leerde ik steeds meer over mijn achtergrond door familieverhalen die werden overgedragen.

Waar komen de voorouders van jouw vader vandaan?

Uit Java. Javaans-Surinamers horen bij de laatste groep contractarbeiders die door het Nederlandse gouvernement naar Suriname zijn gehaald om op de plantages te werken en het land te bevolken. Ze hebben dat deels gedaan met mensen uit Java, een van de eilanden uit Nederlands-Indië, een andere kolonie van Nederland. Je moet je voorstellen dat in die kolonie een racistisch apartheidssysteem heerste met bovenaan de witte Nederlanders, dan de Indo-Europeanen die van gemengd bloed waren. En onderaan de Javanen, de inlanders. Meestal ongeletterd, omdat ze geen toegang hadden tot het onderwijs. Dus als contractarbeider werden ze er vaak ingeluisd toen ze het contract ondertekenden. In de periode van 1890 tot 1939 zijn ze naar Suriname verscheept. In de scheepjournaals, die ik in het Stadsarchief in Rotterdam heb bekeken, vond ik kleine sporen van informatie over die heftige oceaanreizen van soms wel acht weken. Contractarbeiders werden vervoerd in het ruim van een schip, met slechte hygiëne en te koud gekleed voor de reis. Ik las berichten van de scheepsdokter over ziektes aan boord en overlijdensberichten door zelfmoord of uitputting. Toen contractarbeid op de plantages stopte, veranderden de leefgemeenschappen in kleine dorpen. Ze bleven werken in de kleine landbouw. Dat zie je nog terug in het landschap in district Commewijne, waar van oudsher veel Javaanse-Surinamers zich vestigden.

Twee van mijn voorouders zijn in 1907 met het schip de Besoeki vanuit Java in Rotterdam op de Wilhelminakade aangekomen. Vanuit daar zijn ze vervoerd naar Amsterdam. Met het stoomschip Willem II zijn ze uiteindelijk naar Suriname doorgereisd.

Waar vind je die informatie?

Veel via internet. Vooral documenten uit bestaande archieven die zijn gedigitaliseerd. Je kunt online bij het Nationaal Archief contracten vinden van contractarbeiders. Hier vond ik ook foto’s van die twee voorouders van mij. Dat zijn interessante ontdekkingen. Archieven ervaart men als koud, onpersoonlijk en stoffig. Maar je vindt er ook kleine spoortjes die de geschiedenis persoonlijk maken.

Ik leg ook contacten met mensen die veel werk hebben verricht om de Javaans-Surinaamse geschiedenis in kaart te brengen. Zoals Hariëtte Mingoen van Stichting Stichji. En ik zoek boeken of onderzoeken waarin iets is geschreven over de geschiedenis van de Javaanse contractarbeider. Zoals Stille passanten. Hierin vertellen Javaans-Surinaamse ouderen hun bijzondere levensverhaal. Dit geeft een beeld van hoe het was.

Hoe houd je zelf de Javaanse-Surinaamse geschiedenis levend?

Ik heb samen met mijn broer een tentoonstelling gemaakt waarin we naast onszelf zeven Javaanse-Surinamers portretteren. Wij hebben door middel van persoonlijke verhalen en archiefonderzoek hun familiegeschiedenis vorm gegeven. Het zijn mensen met verschillende achtergronden zoals een choreograaf, een zangeres en eigenaren van een toko en een Javaans-Surinaams eethuis. Dat is waar de gemiddelde Rotterdammer een Javaanse-Surinamer tegen komt. De tentoonstelling laat zien hoe het transport van hun voorouders verliep, hoe de Javaanse cultuur is meegenomen naar de andere kant van de wereld en zich verder heeft ontwikkeld. Hierover vertellen maakte veel los bij de mensen die we interviewden. Hun familieleden vonden het leuk dat dit deel van hun geschiedenis zichtbaar werd. De expo is nu ook te zien in de hal van de centrale bibliotheek.  

Joan tipt ook:

Lees meer …Het verhaal van Joan Mertodirjo

Het verhaal van Archell Thompson

Het verhaal van Archell Thompson

De bibliotheek bouwt samen met Rotterdammers de collectie. Voor Verhalen van de stad delen tien Rotterdammers die een link hebben met de koloniale geschiedenis of het slavernijverleden hun verhalen met ons. Ze vertellen over de boeken en films die hen hebben geïnspireerd bij de zoektocht naar hun (familie)geschiedenis. Op deze pagina lees je het verhaal van Archell Thompson. Vanaf 2 oktober is zijn verhaal en selectie te zien in de Centrale Bibliotheek. 

De wereld ligt open voor Archell Thompson, als hij als 21-jarige in Nederland arriveert. Zoals voor vele generaties vóór hem was het ook voor hem logisch om vanuit de Nederlandse koloniën naar Nederland te migreren. Wanneer hij zichzelf hier tegenkomt en merkt dat hij veel te verwerken heeft, leert hij te praten over zichzelf. Iets dat hij niet kende van huis uit. In het theater vindt hij zijn stem. Hier voelt hij de veiligheid om een verhaal te vertellen en moedigt hij anderen aan dit ook te doen.

Waarom is praten met elkaar belangrijk?

Het is een krachtig middel om een connectie te maken met een ander. Kijk elkaar in de ogen en praat met elkaar. Vooral over onderwerpen waar taboes en schaamte omheen hangen. Elkaar begrijpen, daar gaat het om. Ik ben vrijwilliger in een hospice. Daar ontmoet ik mensen in hun laatste dagen, soms uren. Ik luister naar hun verhalen. Het valt me op dat veel mensen niet praten over dingen die ze hebben meegemaakt in hun leven.

Praat jij makkelijk?

Ik groeide er niet mee op. Bij mij thuis in Curaçao praatten we niet over taboes en gevoelige onderwerpen. We praatten over andere mensen, maar over onszelf? Nee, dat was not done.

Kan je een voorbeeld geven van een taboe in jouw familie?

Mijn opa heette Oswald Thompson. Hij verliet mijn oma toen mijn vader 6 jaar was. Daar spraken we niet over. Hij was advocaat en kon in Engeland studeren. Mijn oma mocht niet mee van haar moeder en hij koos voor zijn carrière. Mijn moeder vertelde dat mijn vader het kwalijk vond dat Opa Oswald was vertrokken en hem zijn onbezorgde jeugd had afgenomen. Een paar jaar geleden werd ik nieuwsgierig naar mijn opa. Mijn oma had ansichtkaarten van hem met postzegels uit Saint Kitts en Nevis, een eiland in de Caraïbische zee. Ik ben afgelopen maart drie weken geweest, maar ik heb niks in de archieven kunnen vinden. Ik heb alleen een ansichtkaart met advies aan zijn zoon: ‘zorg dat je een goede opleiding krijgt, zodat je geen schoenen hoeft te poetsen voor andere mensen’. Mijn vader had een goede baan in de gevangenis. Ik kende geen armoede, misschien wel armoede qua aandacht en liefde.

Hoe is het jou gelukt om te praten over taboes en schaamte?

Ik heb het mezelf geleerd. Ik ben 27 jaar geleden vanuit Curaçao naar Nederland verhuisd. Voor mij een logische keuze, want Curaçao was tot 2010 nog onderdeel van de Nederlandse Antillen. Eigenlijk zoals het voor veel mensen in Nederlandse koloniën logisch was om naar Nederland te gaan. Wij kregen Nederlands onderwijs, hadden de Nederlandse nationaliteit en familieleden woonden er. Ik verhuisde naar Nederland voor, zoals vele anderen, een betere toekomst, opleiding en het avontuur. Maar ik liep hier vast. Ik zat in de criminaliteit en mijn harde opvoeding van vroeger, met veel slaag, zat mij in de weg. Een vriendin vroeg of ik over mijn trauma’s wilde praten. Ik wilde wel, maar ik wilde er ook iets mee doen. Ik ontmoette toen Kenneth Asporaat van het Huis van Asporaat. Samen met hem schreef ik mijn verhaal. We maakten er een theatervoorstelling van ‘De Naakte Antiliaan’. In de voorstelling vertelde ik open over mijn leven. Doordat ik mezelf openstelde aan het publiek, kreeg ik reacties terug en daar leerde ik van, over mezelf maar ook hoe het is om te praten over lastige onderwerpen. Openheid is om te helen. Niet om iemand de schuld te geven, want dan ben je het punt voorbij. Openheid is willen weten waarom de dingen zijn gegaan zoals ze zijn gegaan. Dan begrijp je waarom je dingen doet en ontdek je wie je bent.Na die eerste theaterproductie ben ik verdergegaan met theater.
Kunst heeft mijn leven gered.

Wat bereik je met theater?

Als ik theater maak wil ik iemand raken, iemand ongemakkelijk laten voelen. Maar laten we praten over die ongemakkelijkheid zonder elkaar de schuld te geven. Dus onderwerpen met een maatschappelijk thema, taboes of schaamte zullen mij altijd intrigeren. Waar we niet over praten, daar doe ik iets mee.

Aan het theaterstuk Tula, waarin ik de vrijheidsstrijder Tula van Curaçao speel, ging een gesprek met mijn dochter vooraf. Ze vertelde dat ze haar haar altijd in een bepaalde stijl droeg om er niet op gewezen te worden. Ik werd daar zelf ongemakkelijk van, dat zij hierom gediscrimineerd werd. Ik ben me gaan verdiepen in de slavernij, iets waar ik eerder niet in geïnteresseerd was. Ik had veel discussies met vrienden over bijvoorbeeld kindermishandeling. Mensen zeiden dat dit door het slavernijverleden kwam, dat vond ik een excuus om dat te blijven doen. Want als je het weet, waarom verander je dan niet. Maar toen discriminatie dus dichtbij kwam, ontdekte ik het echte verhaal van Tula. Als kind kende ik Tula alleen als je iemand wilde pesten, dan noemde je hem Tula, alsof diegene lelijk was. Het was geen geschiedkundige voorstelling, maar ik gebruikte het verhaal van Tula om het gesprek aan te gaan met het publiek. Discrimineer je zelf ook naar anderen? Ik zeg altijd ‘Tula was mentaal vrij, maar fysiek vast’. En in deze tijd zijn wij vrij, maar hoe vrij zijn wij eigenlijk mentaal?

Hoe heb je je voorbereid voor deze voorstelling?

Kijk, in de Caraïbische gemeenschap, ik generaliseer hè, maar we houden niet van lezen. Daarom is theater ons ding. We luisteren liever naar orale verhalen. Ik heb natuurlijk op school leren lezen, maar een boek uitlezen en me verdiepen in de inhoud leerde ik in Nederland. Boeken worden pas interessant voor mij als ik een voorstelling ga maken.

Welke boeken heb je zoal gelezen voor je voorstelling Tula?

Tula, verloren vrijheid van Jeroen Leinders. Een historische roman over Tula. En Het slavenschip van Marcus Rediker. En Slavernij & vrijheid op Curaçao van Han Jordaan. Of The slave trade van James Walvin. Maar ik heb voor deze voorstelling ook veel films gekeken zoals Gone with the Wind, een klassieker uit 1939 in de tijd van de Amerikaanse burgeroorlog.

Waar ben je nu mee bezig?

Ik doe met mijn productiemaatschappij DNA Storytellers kleinschalige theatervoorstellingen in Huizen van de Wijk. Dit zijn locaties waar buurtbewoners elkaar ontmoeten. Ik wilde dichter bij het publiek komen en van het theaterpodium af. In deze producties werk ik met mensen die iets traumatisch hebben meegemaakt. Door samen met mij te acteren verwerken zij hun trauma. Het maakt veel los bij het publiek. Ze voelen zich ongemakkelijk, gaan naar het toilet, sommigen lachen, waar anderen weer boos om worden. Ik zeg altijd tegen de ‘acteurs’, het is niet persoonlijk bedoeld. Het zijn producties met veel ruimte voor storytelling, een beetje theater en een nagesprek met het publiek. Geen discussie, maar een gesprek.

Ik ben voor de liefde naar Rotterdam gekomen. Ik voel mij thuis in deze stad. Maar het is ook een stad met armoede, waar voordeuren vaak op slot zijn. Door mijn werk in de wijk merk ik dat ík wel achter de voordeur kan komen, door eerst de connectie te maken.

Archell tipt ook:

  • Film Glory (1989). Schildering van de oprichting en vaak bloederige wapenfeiten van het eerste geheel uit zwarte vrijwilligers bestaande regiment dat in de Amerikaanse Burgeroorlog aan de zijde van de Yankees meevocht.

  • Film Gone With The Wind (1939). Een jonge aristocratische vrouw uit Georgia tracht zonder scrupules en ten koste van de tradities van haar klasse, iets te redden uit de ruïnes van de Amerikaanse Burgeroorlog.

  • Film Django Unchained (2013). Als in 1858 in het zuiden van de Verenigde Staten een Duitse premiejager de tot slaaf gemaakte Django vrijkoopt, nemen zij samen wraak op de voormalige slavendrijvers.

  • Film Amistad (1997). In 1839 overmeestert een groep Afrikaanse tot slaaf gemaakten het Spaanse schip La Amistad en belandt daarna in Amerika in de gevangenis. De Afrikanen staan terecht voor moord maar al gauw ontaardt het proces in een juridische touwtrekkerij om het eigendomsrecht van de Afrikanen.

  • Film Tula The Revolt (2013). Op Curaçao, rond 1795 kan een jonge tot slaaf gemaakte man de onvrijheid en de ongelijkheid niet meer verdragen en komt in opstand.

  • Film 12 Years a Slave (2013). Een vrije zwarte man wordt in 1841 onder valse voorwendsels ontvoerd en verkocht als slaaf.

Lees meer …Het verhaal van Archell Thompson

Het verhaal van Henry Timisela

Het verhaal van Henry: 'Op dat moment besloten we echt om iets terug te geven aan de Molukse gemeenschap.'

Henry Timisela is geboren en getogen in de provincie. Hij was als kind vaak te vinden in de boomgaarden om appels te plukken en weet wat kersen keren is. Maar hij weet ook waar zijn Molukse voorouders vandaan komen. Door het drukke verenigingsleven van zijn ouders in de hechte Molukse gemeenschap leert hij van huis uit hoe hij mensen samen kan brengen. In buurthuizen, op de radio en in het theater. Als directeur van het Museum Maluku in Den Haag zorgt hij dat het verhaal van de Molukse gemeenschap in Nederland een plek krijgt en dat het wordt doorverteld. Niet alleen aan Molukse mensen, maar aan iedereen, omdat het onderdeel is van de geschiedenis van ieder mens in Nederland. 

Waar kom je vandaan?

Ik ben geboren in Tiel. Ja, in de provincie. Mijn kinderen zijn in Rotterdam geboren. Ze zijn nog jong, 7 en 5 jaar. Mijn dochtertje stelt vragen als ‘waar komt opa vandaan?’ Dan zeg ik dat opa ook in Nederland is geboren en leg ik uit dat onze voorouders van de Molukken komen.

Waar liggen de Molukken?

Het is een eilandengroep vlakbij Indonesië. Ze noemden het vroeger de specerij-eilanden. Het waren kleine koninkrijkjes die het monopolie op nootmuskaat en kruidnagel hadden. Dat werd nergens anders verbouwd. Molukkers waren een zeewaardig en handelsbekwaan volk, ze dreven handel met Arabieren, Chinezen en Portugezen. In 1602 was er een breekpunt, toen kwamen de eerste VOC schepen Ambon, de hoofdstad van de Molukken binnenvaren. Op dat moment was kruidnagel meer waar dan goud. De Molukken zijn met geweld gekoloniseerd en dat heeft 350 jaar geduurd. Dat ging natuurlijk niet zonder verzet, vergis je niet, de Molukkers hebben oorlogen en studentenopstanden gevoerd. Pas na de Tweede Wereldoorlog, in 1949, erkende Nederland Indonesië als een onafhankelijke staat. Dat gebeurde onder druk van de Verenigde Naties. In 1950 werd het KNIL, het koloniale leger, ontbonden. Mijn opa zat in het KNIL-leger. 

Wat gebeurde er met je opa?

Toen het leger werd ontbonden en Nederlands-Indië dus Indonesië werd, was hij niet gewenst op Indonesisch grondgebied. Hij wilde terug naar de Molukken, maar dat kon niet. Indonesië wilde na de onafhankelijkheid ook de Molukken bij hun eenheidsstaat hebben en verwachtte dat de oud-soldaten zich zouden aansluiten bij de RMS, de Republiek der Zuid-Molukken. Deze proclamatie, het uitroepen van de onafhankelijke republiek der Zuid-Molukken, was op 25 april 1959 een feit en gerechtvaardigd volgens het internationaal recht. Hierdoor konden de 4.000 Molukse KNIL soldaten en hun gezinnen niet terugkeren naar de Molukken. En ondanks dat het KNIL-leger werd ontbonden, was Nederland wel verantwoordelijk voor Molukse ex-KNIL-soldaten en hun gezinnen. Er is toen gekozen voor een ‘tijdelijk’ verblijf in Nederland. En het begrip ‘tijdelijk’ is heel ruim. Door de jaren heen is de Molukse gemeenschap hecht gebleven. Het is helaas nooit van terugkeer gekomen en er is inmiddels al een vijfde generatie in Nederland.

Hoe heb je die hechte gemeenschap ervaren?

Ons gezin woonde buiten de Molukse wijk, maar ik ben wel in de Molukse gemeenschap opgegroeid. Mijn ouders waren actief in het verenigingsleven, allebei kerkraad-lid. Thuis waren er altijd vergaderingen. Er kwamen allerlei groepen mensen langs, van zangkoren tot werkgroepen. Mijn moeder was ook betrokken bij een vrouwenvereniging buiten de Molukse gemeenschap. Zij was in de jaren 70 vanuit de Molukken naar Nederland gekomen en had alleen haar schoonfamilie hier. Ze werkte in een wasserette en haar Turkse en Marokkaanse collega’s kwamen bij ons over de vloer. Ze vonden het leuk om samen dingen te doen. Ze zijn meerdere malen met elkaar naar Turkije geweest. Dat vond ik bijzonder aan mijn moeder. Het is voor mij vertrouwd om me te verbinden met anderen. Ik kreeg vroeg van huis uit mee om mensen samen te brengen. Ik ben wel vroeg zelfstandig gaan wonen, in de grote stad, om zelf de wereld te ontdekken. 

Wat heb je zelf ontdekt?

Ik kon als redacteur aan de slag bij Veronica Magazine en werd gegrepen door de media. Hierna had ik een loopbaan bij publieke omroepen en FunX, BNR Nieuwsradio, RTV Rijnmond. Daar heb ik zelf hard voor gewerkt. Ik heb een radiomethodiek geschreven voor het VMBO waarbij je de community betrekt bij lokale radioprogramma’s. Maar heel hard werken heeft ook een keerzijde. Toen ik door omstandigheden weer bij mij ouders woonde en mijn broer op dat moment ook naar het ouderlijk huis terugkeerde, zijn we samen weer van onderaf begonnen. Terug in de gemeenschap. Op dat moment besloten we echt om iets terug te geven aan de Molukse gemeenschap, de plek waar we zelf alles hadden geleerd. We maakten een no-budget speelfilm met lokale sponsoren en de lokale schouwburg. Hiermee konden we bijna 70 kinderen een hele leuke zomer geven, waar de ouders enorm dankbaar voor waren. Het werd echt gedragen door de Molukse gemeenschap in Tiel. Uiteindelijk hebben we de speelfilm door heel Nederland in filmhuizen hebben gedraaid. Dat bracht mijn broer en mij op het idee om de eerste Molukse speelfilm in Nederland te maken. We hebben hierna ook theatershows geschreven en een kinderboek uitgebracht. En daar gaat het mij om, dat we de verhaallijn ombuigen. We zijn hier al vijf generaties. Het verhaal hoe de Molukkers hier zijn gekomen, kennen we nu wel. En laten we dat alsjeblieft blijven onderstrepen en niet vergeten. Maar mijn dochter van vijf kan je echt niet meer vragen ‘Wil je nog terug naar de Molukken?’ Die vraag stel je aan de eerste generatie, niet meer aan een meisje dat hier is geboren. 

Hoe leert zij wel over haar voorouders en het Molukse erfgoed?

Ongetwijfeld leert zij dat van de mensen om haar heen, zoals ik dat ook van mijn familie heb geleerd. Voor mij is het altijd duidelijk geweest waar mijn voorouders vandaan komen, zoals voor vele Molukse mensen. Mijn stamboom gaat tien generaties terug. Dat heb ik als tip voor mensen die op zoek gaan naar hun Molukse wortels, achterhaal je ‘negeri’. Het dorp waar je (voor)ouders vandaan komen. Daar zijn bronnen, als het niet gedrukt is, dan zijn er dorpsoudsten die iets kunnen vertellen. Het Molukse erfgoed in Nederland centreren we in het Museum Maluku in Den Haag. De collectie bestaat voornamelijk uit objecten uit de tijden van aankomst in Nederland van de eerste generatie Molukkers. Dan moet je denken aan hutkoffers, nagebouwde barakken waar de families destijds in woonden, spullen uit het KNIL-leger. En veel persoonlijke archieven van belangrijke mensen uit die tijd. Het mooie van de collectie is dat ze is opgebouwd door de gemeenschap zelf. Mensen vinden het fijn bij te dragen aan het vertellen van de geschiedenis. Momenteel ben ik bezig met een project met videobanden uit persoonlijke archieven. Op deze beelden zie je het leven in de wijk, in de huiskamer, op vakantie en op feestjes. Welke gebruiken en tradities zien we? Hoe zagen de huiskamers eruit? Maar ik hoop ook dat de collectie wordt aangevuld met Molukse makers van nu. Zoals de graphic novel Molo Uku van Erno Pickee en Harits Farhan, dat het VOC verhaal vertelt vanuit de ogen van een kind. 

Henry tipt ook:

Lees meer …Het verhaal van Henry Timisela

Het verhaal van Emmy van Gennip

'Maar waar kom je echt vandaan?'

De bibliotheek bouwt samen met Rotterdammers de collectie. Voor Verhalen van de stad delen tien Rotterdammers die een link hebben met de koloniale geschiedenis of het slavernijverleden hun verhalen met ons. Ze vertellen over de boeken en films die hen hebben geïnspireerd bij de zoektocht naar hun (familie)geschiedenis.

Emmy van Gennip meldde zich aan als gastcollectioneur omdat ze graag mensen wil inspireren met haar persoonlijke zoektocht. Zij krijgt vaak de vraag ‘Maar waar kom je écht vandaan?’ Ze deelt met de bibliotheek het verhaal over haar duik in de familiegeschiedenis. 

Emmy, waar kom je vandaan?

Deze vraag hoor ik vaker. Ik reageer dan met ‘uit Rotterdam’. Want daar ben ik geboren en getogen. Maar meestal komt na deze vraag ‘Maar waar kom je écht vandaan?’ Ik vertel dan dat mijn oma in Indonesië is geboren en dat ik aan mijn moeders kant een grote Indo familie heb met familiefeestjes met veel Indonesisch eten, samen koken en familieweekenden. Toen ik klein was, snapte ik niet waarom mensen vroegen waar ik vandaan kwam, ik dacht dat het door mijn bruine haar kwam. Dat ik Indo was, was voor mij toen nog niet duidelijk. Ik begon me wel af te vragen hoe dit nou precies zat.

Waar komt je oma vandaan?

Mijn oma is geboren in Soekaboemi op het eiland Java in Indonesië. Zij heette Atie. Zij was al overleden toen ik werd geboren. Ik hoor altijd van anderen ‘Oh, wat lijk je toch op je oma.’ Niet alleen qua uiterlijk. Ik ben geboren met oorproblemen en hierdoor slechthorend. Zij had ook last van haar gehoor. De familie vermoedt dat zij in het jappenkamp in de Tweede Wereldoorlog op haar oor is geslagen. Zij heeft toen een lange tijd in de ziekenboeg gelegen. Daar ontving zij in het geheim briefjes van haar moeder en zussen. Mijn oom heeft de briefjes een paar jaar geleden samen met fotoalbums en andere brieven gevonden op zijn zolder. Hiermee kreeg ik een inkijkje in hun leven, hoe ze elkaar noemden en hoe hun leven was. Ik heb mijn oma nooit gekend, maar omdat ik zo op haar lijk, is die aantrekkingskracht om in haar geschiedenis te duiken enorm. 

Waar ben je begonnen met zoeken?

In de bibliotheek. Rond mijn 21e jaar heb ik in de Centrale bibliotheek nieuwsgierig alle boeken over Indonesië en het voormalig Nederlands-Indië uit de boekenkast getrokken. Ik las over hoe het koloniale systeem op een manier was ingericht zodat het voor de een gunstig was en voor de ander helemaal niet. De witte Europese man had het veel beter dan zijn Indonesische vrouw die hij in huis nam. 

Hoe was die positie van de vrouw in het koloniale verleden?

De njai van Reggie Baay beschrijft goed hoe de positie was van deze vrouwen, de oermoeders. Zij waren een soort van tot slaaf gemaakte huiswerksters en ze zorgden voor nageslacht van de Europese man bij wie ze inwoonden. De kinderen die daaruit voortkwamen vormden een nieuwe laag in die samenleving, die van de Indo-Europeaan. Sommigen mensen noemen hen Indisch, anderen weer Indo. 

Suze Zijlstra ontdekte dat de vrouwen grotendeels onzichtbaar waren in de koloniale geschiedenis. In De Voormoeders gaat zij op zoek naar hen. En de roman Lichter dan ik van Dido Michielsen beschrijft het leven van een voormoeder en haar dochters, die lichter gekleurd waren, omdat ze Europees bloed hadden en hierdoor een betere positie in het klassensysteem. Hoe meer Europees bloed, hoe meer privileges.

Wat legt dat bloot in jouw ogen?

Wat ik lastig vind, is dat het geen eenzijdig verhaal is. Mijn Europese voorvaderen hadden een rol in het koloniale systeem, daar zit een soort van schuld waar ik verantwoordelijkheid voor wil nemen. Tegelijkertijd is er het leed van de vrouwenlijn in mijn familiegeschiedenis. Zoals van mijn oermoeder, de eerste Javaanse vrouw in de familielijn. Maar ook voor de vrouwen die haar volgden, mijn voormoeders, en die geen makkelijk leven hebben gehad. Ik voel nog steeds het onbestemde verdriet van mijn voormoeders. 

Hoe ga je daarmee om?

Door veel te lezen. Hiermee vul ik mijn beeld en ieder boek draagt daar aan bij. 

Zoals It didn’t start with you waarin Mark Wolynn uitlegt hoe trauma van generatie op generatie kan worden doorgegeven. Dat noemen ze intergenerationeel trauma. Dit boek gaat over bewustwording van trauma’s van vorige generaties, acceptatie van een familiegeschiedenis en hoe dat soms een leven nu kan beïnvloeden. Ik heb in 2020 aan Tracing your Roots meegedaan. Dit is een organisatie die jongeren ondersteunt die op zoek zijn naar hun wortels in het voormalig Nederlands-Indië. Zij bieden workshops aan, maken jou wegwijs op websites zoals Roosjeroos en Openarch. En ze bieden een platform om anderen te ontmoeten die zich ook op dit pad bevinden. We zoeken elkaar op en praten over onze gedeelde geschiedenis. Dat is een tip voor andere mensen. Zoek je community! 

Waarom ondersteunen zij precies jongeren?

De 2e, 3e en soms 4e generatie Indo’s blijven met vragen zitten, omdat de oudere generatie Indo’s moeilijk praten over het koloniale verleden, het klassensysteem, de Tweede Wereldoorlog, de dekolonisatie en daarna de migratie terug naar Nederland. Het is pijnlijk voor hen. In het boek Antara Nusa van Yvette Kopijn lees je het stille verdriet van mensen die het toch aandurven hun verhaal te delen. Mocht je een opa of oudtante hebben die wil praten, haast je. Ik was helaas net te laat. De zus van mijn oma overleed twee dagen voordat ik bij haar op bezoek zou gaan. 

En? Heb je je grootmoeder gevonden?

Ja! Radikem Tjitroredjo, dat is mijn oermoeder! Dat haar voornaam, achternaam, geboortedatum en geboorteplaats bekend zijn, is niet gebruikelijk. Veel oermoeders leefden onzichtbaar en werden nauwelijks geregistreerd. Het is een teken dat zij waarschijnlijk van adel was. Een kind uit het huwelijk van de sultan en een bijvrouw. Ik heb haar met hulp van de Indische Genealogische Vereniging opgespoord. Ik wil meer over haar leven in de kraton (het paleis van de sultan) weten. Om bekendheid te geven aan haar naam, heb ik mijn Instagramnaam @emmy.tjitro naar haar vernoemd. 

Wat biedt deze zoektocht jou?

De auteur Maya Angelou verwoordde het mooi ‘dat je staat op de schouders van reuzen’. Zo voelt het voor mij. Het geeft mij kracht op zoek te gaan en te weten wie mijn voormoeders zijn. Hiermee haal ik hen uit de anonimiteit en geef ik hun weer een plek in de geschiedenis. En dan gaat het mij er niet eens om dat ik de waarheid onthul of het precieze verhaal ken. Ik heb van de podcast Tijd zal ons leren van Het Nationale Theater geleerd dat ik zelf ook mag invullen wat er met hen is gebeurd, omdat zij mijn voormoeders waren. Zij zijn een deel van mijn identiteit. Dat stukje bewustzijn van míjn familiegeschiedenis maakt dat ik sterker ben geworteld. De nieuwsgierigheid naar de afkomst van mijn oma voelt aan als een spirituele zoektocht. Mijn gedachten en bevindingen schrijf ik op. Het is het begin van mijn eerste boek.


Emmy tipt ook: de boeken Revolusi! van David van Reybrouck, Waarom de maan verdwijnt, Zusters van Tarakan van David Meijer, Honolulu King van Anne-Gine Goemans, Bitterzoet Indië van Pamela Pattynama, Kind in Indië van Indische Genealogische vereniging, het boekje Koloniaal Rotterdam, stad van vandaag en morgen van Gemeente Rotterdam, de film De Oost, de documentaire Indisch Zwijgen, de podcast Als de geschiedenis in je opstaat en het theaterstuk De eeuw van mijn moeder. 


Lees meer …Het verhaal van Emmy van Gennip

Het verhaal van Jim Schalekamp

Het verhaal van Jim: 'Wie zijn wij?'

De bibliotheek bouwt samen met Rotterdammers de collectie. Voor Verhalen van de stad delen tien Rotterdammers die een link hebben met de koloniale geschiedenis of het slavernijverleden hun verhalen met ons. Ze vertellen over de boeken en films die hen hebben geïnspireerd bij de zoektocht naar hun (familie)geschiedenis. Op deze pagina lees je het verhaal van Jim Schalekamp.

Jim Schalekamp weet inmiddels dat hij zowel Afro-Surinaamse als West Europese roots heeft. De aanleiding om op zoek te gaan naar zijn afkomst, was het overlijden van zijn vader in 2013. ‘Toen ik de grafsteen met namen op ons familiegraf zag, vroeg ik mij af: “Wie zijn wij?”   

Wat was de aanleiding van de zoektocht naar je afkomst?

Toen mijn vader in 2013 overleed, heeft mijn moeder hem begraven in het familiegraf van haar moeder. Daar lagen mijn oma Stolting en haar twee zussen. Toen ik de grafsteen met namen zag, vroeg ik mij af: Wie zijn wij?

Hoe ben je begonnen met zoeken?

Als je namen hebt, kom je een heel eind. Aan de kant van mijn vader is het tot 1700 redelijk vindbaar. Nederland registreert sinds de Franse Tijd alle geboortes, huwelijken en overlijden in de burgerlijke stand. En voor die tijd hield de kerk de administratie van de bevolking bij. Aan de kant van mijn moeder is het lastiger. Zij heet Johanna Schalekamp-Meiners. Dochter van Johan Diderich Meiners en Henriette Georgine Amalia Stolting. Mijn opa en oma. Zij hebben elkaar ontmoet in Paramaribo. Mijn opa was vanuit Nederland naar Suriname gekomen om te werken. Hij was directeur op plantage Mon Tresor en in dienst van een Rotterdams bedrijf. Mijn oma is in 1894 in Paramaribo geboren. Zij heeft voorouders die tot slaaf gemaakt zijn en die kan ik moeilijker terugvinden.

Wat zoek je precies?

Ik zoek feiten die zijn vastgelegd in oude testamenten, officiële registers of boeken. Ik vind veel via internet, op websites zoals wiewaswie.nl, delpher.nl en myheritage.com. Maar ik doe ook ouderwets speurwerk bij het Nationaal Archief in Den Haag. Dan blader ik door boeken van 700 pagina’s zonder index en roep hardop ‘dit wordt niks, dit wordt niks, dit wordt niks’. Maar als ik dan toch een naam vind, geeft dat een kick. En een tip voor iemand die net begint: organiseer je documenten! Ik digitaliseer mijn documenten, benoem ze duidelijk zodat ik ze makkelijk kan terugvinden en archiveer ze op jaartal. Je wordt gek anders.

Wat heb je ontdekt in de stamboom van je moeder?

Ik heb een hele tijd geloofd dat ene Philip Stolting bij mij hoorde, maar dat is helemaal niet zo. Hij is de naamgever van de Stoltings, maar geen bloedvoorouder. Ik nam aan dat hij kinderen had gekregen met een tot slaaf gemaakte vrouw, maar hij bleek kinderloos. Hij had minstens vijftig tot slaaf gemaakten en hij heeft ene Michael vrijgemaakt. Michael noemde zich hierna ‘de vrije Dirk van Stolting’. Hij is een van mijn voorouders.

Het duurde echter vier generaties, voordat de familie helemaal slavenvrij was. Uit inboedellijsten bleek dat vrijgemaakten in die familie ook weer tot slaaf gemaakten bezaten, soms eigen familieleden zoals een moeder of een kind. Dit houdt mij bezig. Hadden ze geen geld om hen vrij te kopen? Wat heeft er zich afgespeeld in hun levens?

Hoe probeer je daar achter te komen?

Ik lees veel. Over het leven in Suriname in de koloniale tijd. Matthew Parker beschrijft in Willoughbyland de Engelse periode van Suriname, van vóór 1667. Bloed in de Rivier van Marjoleine Kars gaat over een gruwelijke slavenopstand in 1763 in Berbice, een voormalige Nederlandse kolonie, grenzend aan Suriname. En Dichter in de jungle van Roelof van Gelder, is een biografie van een Schotse soldaat, John Gabriel Stedman, die in het Nederlandse leger vocht tegen de marrons, de gevluchte slaven die het onbereikbare binnenland introkken. Maar ik lees ook over slavernij in andere werelddelen. De Ruwe Oversteek van Simon Schama laat zien hoe Groot-Brittannië de tot slaafgemaakten in Amerika manipuleert om tijdens de Amerikaanse Revolutie voor hen te vechten. In ruil hiervoor beloofde hij hen een stuk land en vrijheid. Hij beschrijft beeldend de lange strijd die uiteindelijk leidde tot afschaffing van slavernij in Groot-Brittannië. En de Geschiedenis van de slavernij van Dick Harrison geeft een overzicht van alle vormen van slavernij vanaf de oudheid tot nu. Verder heb ik ook boeken gevonden waarin de familie Stolting is beschreven, maar die zijn lastig te verkrijgen en behoren tot mijn privécollectie. 

Door mij te verdiepen, probeer ik een beetje te begrijpen hoe de maatschappij toen functioneerde. Hiermee vul ik de gaten die zijn gevallen in het verhaal van mijn familie en krijg ik een indruk onder wat voor erbarmelijke omstandigheden zij hebben geleefd.

Welk verhaal haal je er zelf uit?

Stolting is een familie van sterke vrouwen. Ik vind het opmerkelijk dat de naam Stolting een aantal keren van moeder op kind is doorgegeven. Misschien omdat het kind niet was erkend door de vader. In mijn ogen zijn deze moeders sterke vrouwen die de bloedlijn hebben doorgegeven. Wanneer mijn voorouder Afi eindelijk wordt vrij gemaakt door haar eigen oma, laat ze zich dopen en vraagt ze een officiële naamsverandering aan. Ze heet hierna Christina Carolina Cornelia Stolting en behoort tot de dan opkomende gekleurde elite van Suriname. Later wordt haar kleinzoon schoolhoofd van een basisschool. Ik vind het bewonderingswaardig dat je van zo’n beroerde achtergrond iets kan maken.

Wat voor invloed heeft deze zoektocht op jouw leven?

Persoonlijk op mij niks. Behalve dat mijn moeder vertelde dat zij als donkerkleurig kindje vroeger in de klas werd gepest en ik in de jaren 80 weleens bij de douane op Schiphol uit de rij werd gehaald, omdat ik wat donkerder terugkwam van vakantie, heb ik mij kunnen ontwikkelen als mens en leef ik een vrij leven. 

In mijn werk kom ik in aanraking met moderne slavernij. Het leven van arbeidsimmigranten. Daar vindt veel uitbuiting plaats, van malafide werkgevers tot gewiekste huisbazen. Dit komt vooral omdat mensen de weg naar de juiste instanties niet kennen, niet weten wat hun rechten zijn en ze last hebben van de taalbarrière. Maar dit verschilt met slavernij uit de tijd van mijn voorouders, waarin je een ander mens volledig het recht en zijn menselijkheid ontneemt, hem letterlijk brandmerkt als bezit. Dat is ongeveer alles wat je niet wil, als mens. En dat vind ik ook wel pijnlijk. Ik vind het belangrijk om met mijn kinderen hierover te praten. 

Ben je erachter gekomen wie jullie zijn?

Voor een groot deel, maar er zijn genoeg open eindes om te onderzoeken. Ik hoop nog iets te kunnen vinden over de ‘de vrije Dirk van Stolting’. Hij bleek namelijk uit de boedel te komen van een zakenpartner van Philip voordat hij werd vrijgemaakt. Zo ging dat vroeger, tot slaaf gemaakten hoorden bij de boedel. Ik ga in maart met mijn vrouw voor de eerste keer naar Suriname. Ik ga verder met mijn zoektocht.

Jim tipt ook:

  • Wat maakt ons mens? Wat drijft ons? Waar komen we vandaan en waar staan we in de toekomst? De mens is een verhalenverteller.

  • De geografische omstandigheden, klimaat en plagen zijn bepalend voor hoe de mens zich op de verschillende continenten heeft ontwikkeld.

  • Over een opgezette en tentoongestelde zwarte man in een Spaans museum. Hoe kwam hij daar? Wat is er met hem gebeurd? Wat zegt het idee om levende of dode mensen tentoon te stellen over de maatschappij waarin dat kon plaatsvinden? Wat doet dit gegeven met de schrijver?

  • Angela Davis is feministe en een tijdlang woordvoerder van de zwarte panter beweging in de Verenigde Staten. Deze autobiografie maakte op mijn 18e veel indruk. Haar levenservaringen met rassensegregatie, de strijd om aandacht voor de zaak en gerechtigheid en haar emoties.

  • Een boek waarin Toni Morrison onderzoekt hoe ‘de ander’ ontstaat.

  • Quaco werd gevangen genomen in Afrika, verhandeld en kwam in Suriname terecht. Uiteindelijk ging hij met John Gabriel Stedman mee naar Nederland. Mijn voorouder de Vrije Dirk van Stolting heeft een paar jaar na zijn vrijmaking, vanaf 1790, anderhalf jaar in Nederland gewoond en is daarna teruggegaan naar Suriname.

  • Ellen Nesbo toont met haar onderzoek aan dat de blanke elite in Paramaribo vanaf het begin van de 19de eeuw werd geflankeerd door een opkomende zwarte/gekeurde elite. Vrijgemaakten en hun nakomelingen die met handel een eigen bestaan wisten op te bouwen. Meerdere voorouders maakten deze sprong en werden rond 1830 deel van deze opkomende elite.

  • Met dit boek kreeg ik snel inzicht in de ontwikkeling van de vrijgemaakten die zich in Paramaribo vestigden. Meer verhalend dan ‘een ongekende elite'. 

  • We weten dat het leven op een plantage verschrikkelijk was voor slaafgemaakten. Voor contractarbeiders was het ook zwaar. Dit boek omschrijft de naïviteit van nieuwkomers uit Nederland. Hoe liggen de verhoudingen en wat zijn de omgangsvormen?

  • Op basis van een aantal voornamen uit mijn familie kan ik over de Stoltings zeggen dat ze Akan zijn, volkeren afkomstig uit West-Afrika. Dit boek gaat in op de achtergrond en gebruiken van de Akan en de verspreiding van de Akan in Noord- en Zuid-Amerika en hoe hun cultuur nog steeds doorwerkt in de huidige maatschappij.

  • Wil je de slavenhandel begrijpen, dan begint het verhaal eigenlijk met de slavenhaler en het veroveren of bouwen van slavenforten aan de kust van Afrika. Van slavenhalers zijn dagboeken (journalen) bewaard gebleven. Dit boek gaat over het dagboek van Jan Wils.

  • De geschiedenis van het slavenschip zou dit boek ook mogen heten. Hoe ging het er op slavenschepen aan toe. Alle facetten komen aan bod. Indrukwekkend en gruwelijk.

  • Het eerder geschreven Boekenweekgeschenk Leon & Juliette is een uitgebreide roman geworden. Over het Westland en de VS. Geromantiseerd en waargebeurd. De verboden liefde van een handeldrijvende Nederlander en zijn slaafgemaakte. En vervolgens een tijdreis van meerdere generaties. De gebeurtenissen in de geschiedenis hebben grote invloed op het wel en wee van de familie.

  • Roots

    Een televisieserie uit de jaren 70 naar de roman van Alex Haley. Indertijd heb ik daar als kind lineair naar gekeken. Nu op DVD verkrijgbaar. Via de stamboom gaat de auteur terug in de tijd met de gruwelijkheden van de slavernij en uiteindelijk contact met familie op het Afrikaanse continent.

  • In 2001 was ik voor mijn werk een paar dagen in Baltimore. In de haven lag de Amistad. Op de kade een grote groep wenende mannen en vrouwen. Dat maakte veel indruk op me.Steven Spielberg verfilmde het verhaal van een slavenopstand op zee, de mensonterende omstandigheden aan boord en de rechtszaak in de Verenigde Staten die er op volgde. Culturen die clashen en culturen die elkaar oprecht willen zien staan. Schokkend en ontroerend verhaal.

  • De slavenopstand op Curaçao. Geen andere weg dan die van gesprek is het doel van het zwarte protest. Helaas. Wat is het referentiekader? De vanzelfsprekende macht van witten en minachting, vernedering van de slaafgemaakten. Iedere vorm van medemenselijkheid wordt de kop ingedrukt.

Lees meer …Het verhaal van Jim Schalekamp

Meer artikelen …