Skip to main content

Het verhaal van Joan: ‘Ik was een boekenwurm’

De bibliotheek bouwt samen met Rotterdammers de collectie. Voor Verhalen van de stad delen tien Rotterdammers die een link hebben met de koloniale geschiedenis of het slavernijverleden hun verhalen met ons. Ze vertellen over de boeken en films die hen hebben geïnspireerd bij de zoektocht naar hun (familie)geschiedenis. Op deze pagina lees je het verhaal van Joan Mertodirjo.

Joan Mertodirjo werd geboren in Suriname en emigreerde al jong met haar ouders naar Nederland. Op haar negentiende reisde ze met vrienden naar Suriname, waarna ze meer wilde weten van de Surinaamse cultuur. Haar oma vertelde haar veel over haar jeugd.

Waar ben je geboren?

In Suriname. In de aanloop naar de onafhankelijkheid van Suriname, begin 1973, emigreerden mijn ouders naar Nederland. Ik was toen 1,5 jaar oud. We woonden eerst bij mijn opa en oma op de Willebrordusstraat in Rotterdam, zij waren al eerder met een aantal van hun kinderen naar Nederland geëmigreerd. Later woonden we als gezin verderop in dezelfde straat.

Hoe was je jeugd in Rotterdam?

Ik was vaak bij mijn oma. Ze draaide vaak Nederlandse muziek. Je zou het niet denken, maar ik zing moeiteloos Nederlandse hits uit die tijd mee. Van Vader Abraham tot Ben Cramer. Op school kon ik goed meekomen. Ik leerde graag, zat in allerlei clubjes en was een boekenwurm. Ik haalde elke week boeken bij de jeugdbibliotheek in de Jensiusstraat in het Oude Noorden. En later in de grote Centrale Bibliotheek, dat was één van mijn favoriete plekken. Ik las vooral wat me werd aangeboden in de boekenkast, zoals Jan Terlouw, Thea Beckman en De Vijf. En op de middelbare school las ik de schrijvers van de literatuurlijsten. Pas later ontdekte ik de boeken van Surinaamse schrijvers.

Waarom ontdekte je de boeken van Surinaamse schrijvers pas later?

Omdat ik na mijn eerste reis naar Suriname pas actief zocht naar het werk van Surinaamse schrijvers. Ik was 19, studeerde Tropische cultuurtechniek in Wageningen en zat bij een Surinaamse studentenvereniging. Met vrienden van die vereniging ging ik naar Suriname, waarna ik meer wilde weten van Surinaamse literatuur. Ik was er eerder niet mee in aanraking gekomen en werd er ook niet op gewezen dat het bestond. 

Welke Surinaamse schrijvers las je zoal?

In het begin las ik romans van schrijvers zoals Cynthia Mcleod, Albert Helman en Clark Accord. Ik kocht ook Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur van Michel van Kempen. Hij heeft Caraïbische letteren gestudeerd en heeft in dit boekwerk de Surinaamse literatuur tot 2003 gebundeld. Ik weet nog goed dat ik dit boek met mijn verjaardagsgeld kocht. Iemand anders zou er kleren of schoenen van kopen. Ik kocht dit omdat ik het tof vond dat hij die informatie had verzameld. Mijn boekenkast is inmiddels aardig gevuld, ik heb mij voorgenomen mijn eigen Surinaamse bibliotheek te maken. Ik lees overigens ook boeken met andere thema’s hoor, over geschiedenis en maatschappelijke vraagstukken. Maar ook Harry Potter. Ik blijf een boekenwurm.

Herkende je jezelf in de boeken die je las?

In de meeste boeken las ik vooral over Suriname en andere levens. Maar in Het gym van Karin Amatmoekrim herkende ik mezelf voor het eerst. De hoofdrolspeelster is van Chinese en Javaans-Surinaamse afkomst en zit op het Gymnasium. Daar ontdekt ze een wereld die ze niet kent van thuis. Ik zat ook op het Gymnasium en ik herkende een beetje dat anders zijn. Niet alleen dat ik een Surinaamse achtergrond heb, maar ook dat ik een denker ben. Een boekenlezer. Want niet iedereen is een boekenlezer.

Wat is jouw afkomst?

Na die reis naar Suriname op mijn 19e heb ik mijn eigen stamboom onderzocht. Ik had het geluk dat mijn oma veel vertelde over haar jeugd. Haar vader was een balata-tapper. Hij tapte rubber van rubberbomen. Mijn oma was een mix van Afro-Surinaams, Chinees en inheems. En ze had een Duitse opa. Ze vertelde dat hij paardreed. Van de Javaans-Surinaamse afkomst van mijn vader wist ik minder. Ik was hem een tijdje uit het oog verloren na de scheiding van mijn ouders, dus ik groeide niet met die geschiedenis en gebruiken op. Hij vertelde mij op latere leeftijd wat hij nog wist van zijn familiegeschiedenis en zijn voorouders. En ik heb vragen gesteld aan familie in Suriname. Zo leerde ik steeds meer over mijn achtergrond door familieverhalen die werden overgedragen.

Waar komen de voorouders van jouw vader vandaan?

Uit Java. Javaans-Surinamers horen bij de laatste groep contractarbeiders die door het Nederlandse gouvernement naar Suriname zijn gehaald om op de plantages te werken en het land te bevolken. Ze hebben dat deels gedaan met mensen uit Java, een van de eilanden uit Nederlands-Indië, een andere kolonie van Nederland. Je moet je voorstellen dat in die kolonie een racistisch apartheidssysteem heerste met bovenaan de witte Nederlanders, dan de Indo-Europeanen die van gemengd bloed waren. En onderaan de Javanen, de inlanders. Meestal ongeletterd, omdat ze geen toegang hadden tot het onderwijs. Dus als contractarbeider werden ze er vaak ingeluisd toen ze het contract ondertekenden. In de periode van 1890 tot 1939 zijn ze naar Suriname verscheept. In de scheepjournaals, die ik in het Stadsarchief in Rotterdam heb bekeken, vond ik kleine sporen van informatie over die heftige oceaanreizen van soms wel acht weken. Contractarbeiders werden vervoerd in het ruim van een schip, met slechte hygiëne en te koud gekleed voor de reis. Ik las berichten van de scheepsdokter over ziektes aan boord en overlijdensberichten door zelfmoord of uitputting. Toen contractarbeid op de plantages stopte, veranderden de leefgemeenschappen in kleine dorpen. Ze bleven werken in de kleine landbouw. Dat zie je nog terug in het landschap in district Commewijne, waar van oudsher veel Javaanse-Surinamers zich vestigden.

Twee van mijn voorouders zijn in 1907 met het schip de Besoeki vanuit Java in Rotterdam op de Wilhelminakade aangekomen. Vanuit daar zijn ze vervoerd naar Amsterdam. Met het stoomschip Willem II zijn ze uiteindelijk naar Suriname doorgereisd.

Waar vind je die informatie?

Veel via internet. Vooral documenten uit bestaande archieven die zijn gedigitaliseerd. Je kunt online bij het Nationaal Archief contracten vinden van contractarbeiders. Hier vond ik ook foto’s van die twee voorouders van mij. Dat zijn interessante ontdekkingen. Archieven ervaart men als koud, onpersoonlijk en stoffig. Maar je vindt er ook kleine spoortjes die de geschiedenis persoonlijk maken.

Ik leg ook contacten met mensen die veel werk hebben verricht om de Javaans-Surinaamse geschiedenis in kaart te brengen. Zoals Hariëtte Mingoen van Stichting Stichji. En ik zoek boeken of onderzoeken waarin iets is geschreven over de geschiedenis van de Javaanse contractarbeider. Zoals Stille passanten. Hierin vertellen Javaans-Surinaamse ouderen hun bijzondere levensverhaal. Dit geeft een beeld van hoe het was.

Hoe houd je zelf de Javaanse-Surinaamse geschiedenis levend?

Ik heb samen met mijn broer een tentoonstelling gemaakt waarin we naast onszelf zeven Javaanse-Surinamers portretteren. Wij hebben door middel van persoonlijke verhalen en archiefonderzoek hun familiegeschiedenis vorm gegeven. Het zijn mensen met verschillende achtergronden zoals een choreograaf, een zangeres en eigenaren van een toko en een Javaans-Surinaams eethuis. Dat is waar de gemiddelde Rotterdammer een Javaanse-Surinamer tegen komt. De tentoonstelling laat zien hoe het transport van hun voorouders verliep, hoe de Javaanse cultuur is meegenomen naar de andere kant van de wereld en zich verder heeft ontwikkeld. Hierover vertellen maakte veel los bij de mensen die we interviewden. Hun familieleden vonden het leuk dat dit deel van hun geschiedenis zichtbaar werd. De expo is nu ook te zien in de hal van de centrale bibliotheek.